St. Come - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

St. Come

Normandië
Hell Fire Corner



 
Op 10 augustus 1944 kreeg de staf van de Brigade orders om zich op 12 augustus te begeven  naar het Orne-front waar de 6th Airborne Divisie was gelegerd. Dit was een gecombineerd Brits-Canadees onderdeel.  Met de Belgische Eerste Brigade 'Piron' kwam de Brigade onder het opperbevel van het Tweede Britse Leger en het Eerste Canadese Leger. De zgn. XXXIe legergroep. Op 5 juni, de nacht voor de invasie, hadden Canadese para's van het 6th Airborne Divisie, met zeer zware verliezen, het meest noordoostelijke deel van het Normandische front bezet, wat lag tussen de rivieren de Orne en Dives. De eerste dagen na D-day rukte Britse troepen op en kon het 6th Airborne een bruggenhoofd veroveren en handhaven vlakbij het dorpje Breville. Deze  sector werd Hell Fire Corner genoemd, omdat de Britten en Canadezen hier vanaf het allereerste begin onafgebroken onder vuur van Duitse pantserdivisies en SS-troepen hadden gelegen.

'We wisten tenminste dat we  niet voor een of ander snertkarweitje gebruikt zouden worden en een gevoel van trots kwam onwillekeurig naar boven.'


De zgn. Pegasusbrug over de  Canal de Caen

'Een  mp-motorrijder ging ons voor. De voertuigen reden zonder verlichting. Alleen op  de achteras was een klein spotje bevestigd, waaruit een lichtstraaltje scheen op  de grond. Dit was het baken waarop de chauffeurs het contact moesten  onderhouden.'
'Plotseling begint vlak naast de weg  luchtafweergeschut te schieten. De mondingvlammen en de enorme knallen deden ons  van schrik verstenen. Later realiseerden we dat het ons eigen geschut was dat op  vliegtuigen vuurde. We waren nog zo onervaren.'


Verbindingsman met muskietennet op zijn hoofd

De Brigade kreeg de opdracht zich 's morgensvroeg via de beroemde zgn. Pegasusbrug (codenaam Ham) naar de zojuist genoemde Hell Fire Corner te  begeven. Het gebied waar ze voorlopig bivakkeerde, was een driehoekige boomgaard met aangrenzende weilanden die onder water van het riviertje de Dives stonden. In het stilstaande water lag veel rottend fruit en kadavers van tientallen paarden. Hierdoor trok het veel muggen en wespen aan die enorm veel overlast bezorgden. Hier moest de Irene Brigade zich begeven.

'Het enige wat we konden doen tegen dat ongedierte was ons van top tot teen insmeren met kajoepoetizalf, dat zorgde voor een verstikkende geur in ons gebied.'

'Het was een strijd van de drie M's: Moffen, mortieren  en muskieten!'

'Om  die muggen geef ik niks: ik moet Moffen hebben, was de strijdkreet.'

'Ik drenkte mijn camouflagenet van mijn helm in de benzine, om zo de muggen op afstand te houden. Radeloos werd je ervan.'

Kasteel St. Come voor de aanval.                                                                                 

Voor-en achterzijde van dit kasteel toont de vernielingen na de aanval

'Bij het kasteel hoorde ook een stoeterij 'Les Haras  de Bréville, waarvan  tientallen dode paarden her en der verspreid lagen. Er was wel kalk overheen  gegooid maar er was nog geen gelegenheid ze op te ruimen. De hitte in augustus  droeg ook zijn steentje bij. Al met al  veroorzaakte dit een hele  penetrante geur, die niet was uit te houden.'

'Ik was brenschutter. Een deel  tussen een boom  en een struik was voor mij. Ik heb nog wel eens geprobeerd  om die plek terug te  vinden, maar dat is nooit gelukt. Twee uur op vier  uur af, soms helemaal niet  af. Je had de gekste tijden en je werd doodmoe. Daar liep ik voor het eerst 's  nachts wacht. We lagen op 200 meter van de  Duitsers. Wij hadden patrouilles  uitgezet en zij ook. Dan hoorde je het  kraken. Zou het een Duitser zijn of een  konijn? We lagen onder vuur van  mortieren en artillerie. Je deed het in je  broek.'

De Brigade loste hier de Royal Ulster Rifles en een compagnie van de 2nd Oxfordshire (Oxs) en Buckinghamshire light Infantery (Bucks) af. Deze mannen waren na twee maanden vechten totaal uitgeput. De Brigade betrok de stellingen over een breedte van ongeveer 1 km. Dit betekende posities voor de verschillende onderdelen in een lijn, zodanig dat de gevechtsgroepen 1, 2 en 3 in vooruitgeschoven stelling kwamen te liggen met achter hen de Recce en de artillerie. Een peloton tirailleurs werd ingezet als bewakingseenheid bij de brug over de  rivier de Orne bij Ranville. Deze roemruchte brug (codenaam Jam) werd op D-day na zware strijd door para's en commando's veroverd. Het Nederlandse hoofdkwartier zetelde in een zwaar beschadigd huis, achter het in puin geschoten kasteeltje Chateau St.Côme, op minder dan een kilometer afstand van de drie  gevechtsgroepen. Vlak voor de aankomst stonden grote borden langs de weg met het opschrift: "You are now in full view of the enemy'. Duitse manschappen van het 744e Regiment lagen inderdaad op ongeveer 250 meter afstand. Het was de taak van de Brigade de Duitsers hier op te houden, terwijl andere geallieerde troepen een omtrekkende beweging maakten.

Krantenbericht uit  Vrij Nederland  van 26-8-1944:

'In de stelling zelf was het een stinkboel. De vorige  'bewoners' hadden het niet nauw met de hygiëne genomen: overal lagen  uitwerpselen en etensresten.'
'De  Duitsers hadden in dit deel van Frankrijk al hun listen en lagen gebruikt om  onze opmars te vertragen en ons moreel te breken. Gevaarlijker nog dan de  sluipschutters waren nog onze eigen argeloosheid en achteloosheid. Want bij een  succesvolle achtervolging is de neiging tot onvoorzichtigheid nauwelijks  te bedwingen. Wie, b.v. de deur van een verlaten boerderij met de kolf van zijn  geweer openstootte, maakte een goede kans op een enkele reis naar het  hiernamaals. Aan deuren en vensters hadden de Duitsers vaak draden bevestigd,  verbonden met een bom of mijn. De minste beweging van de draad had onmiddellijke  ontploffing tot gevolg.  Zelfs de lijken van hun eigen strijdmakkers werden op die manier als boobytraps  gebruikt. Wij hadden met een vijand te doen, die letterlijk aan alles had  gedacht: er waren plaatsen waar zelfs bloemvazen op soldatengraven waren  ondermijnd; menig nietsvermoedende Franse huismoeder, die er de bloemen kwam  verversen, vond zo haar einde. Niets had onze afkeer sterker kunnen maken dan  deze totale oorlog in het  klein.'

Het was ten strengste verboden bovengronds te blijven. De militairen namen  daarom bezit van de door de Duitsers in de 'bocages' gegraven dug-outs. Deze bocages lagen in de weilanden en boomgaarden met een lengte van 60 tot 80 meter, van elkaar gescheiden door bossages en struikgewas op de 1 meter hoge aarde  wallen. In de boomgaard lag een professorisch massagraf, waarop lege flessen  waren geplaatst met daarin briefjes met de namen van de gesneuvelden. De graven van Engelsen en Duitsers lagen naast elkaar. De Irenemannen hadden nog geen oorlogservaring en kregen hun vuurdoop. Het was beslist geen rustig plekje, want deze plaats had de bijnaam 'Hell-Fire-corner'. Tegen negen uur in de avond brak plotseling een fel artillerievuur los dat vrij lang duurde. De flessen op de diverse graven vlogen aan scherven. Verschillende mannen waren zo verrast dat ze hun schuttersputjes niet meer konden bereiken.

De majoor liet een aantal soldaten voor de 'nachtwacht'  op een rijtje aantreden om te controleren of ze wel een handgranaat hadden. De  vijand zag dat tafereel ook en schoot een projectiel op dat groepje af. De  majoor was er het ergst aan toe. Hij dook in een schuttersput met de  woorden: 'k Ben in mijn gat getroffen!'

Majoor Molenaar, commandant van GG II, werd daarbij zo zwaar gewond (deel van zijn bil kwijt) dat hij de volgende dag vervangen werd door kapitein der mariniers H. Arends. Hij stond bij de mariniers bekend als een kundig en doortastend man. Het gaf hun voldoening een officier uit eigen gelederen als aanvoerder te hebben. Er vielen die dag in totaal 13 gewonden.

'Zoveel gewonden, als dat zo doorgaat halen we niet eens  Parijs, laat staan Nederland....'
 
'Een Nederlandse soldaat zag in een weiland een paar Sherman-tanks staan en riep naar een collega: " Sjerman tanks!" Ogenblikkelijk barstte er vuur los van Britse kant, die veronderstelden te doen te hebben met German tanks....'

Gevechten bij Chateau St. Côme

 
Tegen de avond op 14 augustus werden de stellingen en het Brigade-hoofdkwartier weer zwaar onder vuur genomen, zowel door Duitse artillerie als mortieren. Het bos om het hoofdkwartier speelde de Duitsers in de kaart: de granaten sprongen in de bomen en er daalde een enorme schervenregen op Irenemannen neer. Wachtmeester Lammers van de medische dienst werd, terwijl hij onder  een boom een brief lag te lezen, door een van die scherven dodelijk geraakt en was de eerste gesneuvelde van de Brigade. Hij was in Engeland nog onderkapelmeester van de muziekkorps Prinses Irene geweest en componeerde het Brigadelied, de huidige Irenemars.

Klik hier voor een reportage Moffen, muggen en mortieren van de NIMH over de gevechten in deze streek
'Er was heel weinig te eten. We aten doorgeschoten slaplanten en wilde zuring en kookten zelfs gras.'

'De vierde nacht, op 15 augustus, werd het een 18-jarige soldaat op wacht teveel, toen een tripwire afging en hij als een gek om zich heen en op zijn eigen mensen  begon te schieten. We pakten na een schermutseling zijn stengun af en vrijwel meteen zakte die jongen als een wrak in elkaar, totaal in de war.'

Op 15 augustus werd de verkenningsafdeling van de Brigade getroffen door een aanval van......dysenterie. Waarschijnlijk was slechte thee, met daarin bedorven melkpoeder, de grote boosdoener. Sommige zochten de oorzaak meer bij lijkenvliegen van een nabij gelegen begraafplaats van gesneuvelden. Dertig personen van deze zgn. scout-troop waren er erg slecht aan toe en werden in een hospitaal in La Delivrande ondergebracht. Enkelen zweefden dagenlang op het randje van de dood. Anderen 'lagen voor lijk' in de boomgaard. Rust en eten moesten de rest doen.

'Overal in de boomgaard zag je mannen zo goed en kwaad als het ging met de broek op de schoenen in de hurkhouding, de witte billen als blikvanger in het donker. We riepen uit voorzorg al tegen de patrouilles het wachtwoord van die nacht:'Peach, peach!'
'Er woedde een complete oorlog in mijn darmstelsel. Dagenlang produceerde ik een mengsel van bloed en slijm en voelde mij zo zo ziek als ik nog nooit in mijn leven was geweest.'
'We werden gek van die eeuwige doedelzakmuziek. We maakten zelfs plannen op die doedelzakspeler om te leggen.'
'Vandaag worteltjes en aardappelen. Tjonge het stonk de pot uit!'
'Toen onze gevechtsgroep in de alarmstellingen zaten, is Nico den Breejen van de luisterpost achter zijn brengun doodgeschoten. Ik heb de jongen begraven achter het kerkje in Ranville op een plek gereserveerd als British Cemetry.'


Links het graf van Sld. N. den Breejen en daarnaast  het graf van Wm. Lammers in Ranville

Tot overmaat van ramp sneuvelde in deze turbulente nacht ook de tweede militair van de Irene Brigade: N. den Breejen. Een soldaat die naar buiten ging, zette per ongeluk een alarmsignaal in werking. In de verwarring die hierdoor ontstond, werd hij door 'eigen vuur' gedood.
Op 17 augustus 's morgensvroeg ontving de Brigade het codewoord Paddle, wat zoveel betekende dat de Duitsers de voorste linies hadden verlaten. Krijgsgevangen Polen en Duitsers bevestigden dat hun divisie op de terugtocht was. Men vertrok richting Varaville, naar het dorpje Le Bas De Brèville, alwaar de Duitsers flink hadden huisgehouden. Ze wisten gemakkelijk de ondermijnde Duitse stellingen te nemen, waar ze enkele dagen verbleven. Het Brigade hoofdkwartier zetelde vlakbij in het prachtige kasteeltje Bénouville, dat op een steenworp afstand ligt van de Bénouville Brug, die later Pegasusbrug werd genoemd.

Bron: Leaflet

'Een 'Mof' werd gevangen genomen en riep nog steeds 'Heil Hitler', zijn kameraad wilde met een handgranaat gooien en moest worden neergeknald.'

'De Duitsers hebben bij hun overhaast vertrek veel van hun uitrusting achter moeten laten: munitie, helmen, eetketels e.d. Bovendien hangt er in hun loopgravenstelsel een eigenaardige weeë lucht, die het Duitse soldatendom overal met zich mee schijnt te dragen en waar we geen verklaring voor gevonden hebben....'





Links Mattijs van Gorp bij zijn verkenningswagen. Let op de bren en het OZO-bord. (Bron: Adriaan en Co van Gorp)

Gevechtsgroep I en III van de Brigade rukte op naar het oosten waar geallieerde troepen erin slaagden met behulp van baileybruggen de rivier Dives over te steken. De 3de Para Brigade die ten zuiden van de Irene brigade optrok, ontmoette halverwege de weg naar Dozulé zware tegenstand, waarna drie dagen van niet succesvolle aanvallen volgden.
De Irene Brigade bleef in haar stelling tot 20 augustus, waarna ze Varaville bevrijdde en 21 augustus Perriers bereikte. Inmiddels hadden de Duitsers zich teruggetrokken van Dozulé en werd dit plaatsje 21 augustus ingenomen door de 3de Para Brigade, waarna er bij Annebault werd gevochten en de Duitsers zich daar ook terugtrokken. De Irenebrigade kreeg hier geen gevechtstaken toebedeeld, maar werd ingezet voor patrouille en verkenningsdiensten. Toch leverde dat ook gevaren op: bij het weghalen van Engelse gewonden uit een mijnenveld, dook G. Martens in een schutterput met daarin een boobytrap en handgranaten, toen hij probeerde te dekken voor een naderend vliegtuig en verloor daarbij het leven.
Gevechtsgroep II  werd gescheiden van de hoofdgroep en verplaatste zich naar Ouistreham (de haven van Caen, aan de monding van de Orne rivier) om de haven en de sluizen tegen mogelijke aanvallen vanuit zee te beschermen.

'Voor het eerst konden we ons weer eens wassen: we sprongen ongekleed in het haventje, ongeacht de waarschijnlijk nog gemijnde obstructies. Heerlijk dat koele zilte water.'

Het betekende tot 27 augustus dagen van verveling:

'Vissen, vissen en nog eens vissen...' en  'Zouden ze ons vergeten zijn?'

In het B.B.C.-nieuws van 18 augustus werd de Irene Brigade voor het eerst vermeld als vechtende eenheid aan het Normandische front, net als Franse, Belgische en Poolse troepen.

Klik hier voor een heel bekend voorval van Ton Herbrink nabij Varaville

Op 20 augustus 1944  kwam eindelijk de order 'Prepare to move': Gevechtsgroep 1 nam de bruggen bij Varaville voor haar rekening de derde gevechtsgroep het plaatsje Petitville, terwijl gevechtsgroep II nog steeds bij Ouistreham bleef. De door dysenterie verzwakte Recce nam nog steeds niet deel aan acties. Het hoofdkwartier was ingericht in het zwaar geschonden Chateau Benauville, waar de Duitsers de inboedel kort en klein hadden geslagen en de boeken uit de bibliotheek over de vloeren hadden verstrooid.

De 'zak van Falaise'
De Duitse troepen waren op 20 augustus 1944 in de zgn. 'Zak van Falaise' na een bloedig gevecht in een omsingeling vast komen te zitten, waarbij 50.000 krijgsgevangen werden gemaakt en 10.000 Duitsers sneuvelden. Maar een klein gedeelte had weten te ontkomen en al het zware materieel werd achtergelaten. De Geallieerden zouden een offensief lanceren om de Duitse troepen op hun terugtocht naar de Seine te achtervolgen. De Irene Brigade moest met de 6th Airborne Division oprukken langs de kust als onderdeel van dit offensief tot aan de Seine.

De taak van de Brigade was de vijand in het front vast te houden, waarbij de Brigade rechtstreeks zou staan onder het commando van de 6th Airborne Division. De rest van de divisie zou dan ten zuiden van de rivier de Dives trekken, deze oversteken en de vijand in de rug aanvallen.


Prins Bernhard in gesprek met de manschappen

"De  doorstoot naar Pont L'Evèque. Daar deelden we met twee man een kuil om te slapen. Dan kon je lekker onder twee dekens liggen. Ik had geen kuil  gegraven maar er een gevonden. Lekker makkelijk. Bleken we in een Duitse latrine te liggen. Stinken de volgende morgen! Maar gelukkig waren er voorraden zat, dus konden we zo de spullen omwisselen.''

De Irene brigade had opdracht gekregen zich via Dozulé en Annebault naar La Vallee Tantot, een plaats ten zuidwesten van Pont L'Evèque te begeven, om daar voor twee dagen in een boomgaard te bivakkeren. Tijdens de bivak op 23 augustus, bracht Prins Bernhard, samen met zijn adjudant Baron van Tuyl van Serooskerken, een bezoek aan de Recce en aan GGI en III van de Brigade. Hij bracht de beste wensen van Koningin Wilhelmina over en toonde grote belangstelling in de morele toestand van de manschappen. Hij luisterde zelfs op zijn gemak in de commandowagen naar het B.B.C.-nieuws. Later op de dag toog hij nog naar Quistreham om daar GGII met een bezoek te vereren. Op 24 augustus kwam het bericht dat de Irene Brigade onder bevel kwam van C.5 Para. Brigade, waarna de Brigade vroeg in de avond richting Pont L'Evèque ging, zo'n 25 km verderop.

Klik hier voor dagboekpassages uit deze periode
Terug naar de inhoud