Commando Jaap Bothe - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Commando Jaap Bothe

Wolverhampton > Commando's
JAAP BOTHE, COMMANDO VAN HET EERSTE UUR .

Toen de oorlog uitbrak, voer Jaap Bothe op zee, bij  de koopvaardij. Hij was gaan varen, na zijn jeugd te hebben doorgebracht in  Duitsland. Geboren uit Nederlandse ouders, maar opgegroeid, in het Nazi-Rijk.  Zijn Nederlandse vader was hertrouwd met een Duitse vrouw. Jaap bleef een  vreemdeling, op school  en in zijn omgeving. Hoewel hij nog jong was, werd hij  natuurlijk dagelijks geconfronteerd  met de opkomst van Hitler en zijn  trawanten, door de Hitler-Jugend en andere nazi-jeugdorganisaties. Op 16-jarige  leeftijd wilde hij  terug naar Nederland en varen bij de koopvaardij. Hij kreeg  zijn zin en werd bediende voor de officieren op het s.s. Towa van de  VNS-oranjeband op Zuid-Amerika. Het uitbreken van de oorlog zal hem altijd  bijblijven: voor de haven van Montevideo was hij namelijk ooggetuige van het  uitbranden en zinken van de Graf von Spee. Op de thuisreis was hij getuige van  de hel van Duinkerken. De vuurrode hemel en de drijvende lijken in zee. In de  thuishaven Cardiff bleven hij en de koksmaat achter. Door een misverstand hadden  ze begrepen dat ze weer om 9 uur aan boord hadden moeten zijn, maar de  werkelijke vertrektijd was 7 uur geweest. Het schip was dus weg en het tweetal  belandde, na tussenkomst van het Nederlandse Consulaat, in de gevangenis, waar  ze zo'n vier weken zouden  moeten verblijven. Later hoorden ze het bericht dat  hun schip was getorpedeerd en met  man en muis was vergaan. Jaap was aan de dood  ontsnapt!

Uiteindelijk vonden ze een ander schip, dat hen naar Canada bracht. Op  die reis kregen ze echter een bom op het achterschip. De schade bleek ernstig, reparatie was hard nodig. In  de baai bij Halifax lagen echter wel 70 schepen om gerepareerd te worden.  Zodoende  kreeg de bemanning de tijd om wat biertjes te gaan drinken. Jaap had  echter genoeg van de oorlog op zee gezien. "Het leek me beter om van achter een  boompje te liggen schieten, dan op zee naar de kelder te gaan". Er gold nog geen  vaarplicht, dus niets lette hem om zich in de Julianakazerne,  in het  Canadese Stratford, als  oorlogsvrijwilliger te melden. Daar kreeg hij gedurende 6 weken zijn  militaire  basistraining. Toen was hij rijp voor Engeland. In de eerste helft van 1942 kwam  hij  in Wolverhampton, bij de Prinses Irene Brigade.

Al in maart 1942 werden vrijwilligers gevraagd voor  een speciale training, om daarna deel te kunnen nemen in aan  verrassingsaanvallen. Uit de Brigade waren daarvoor 48 vrijwilligers naar voren  gekomen.(8 officieren, 40 onder-officieren en manschappen) De training vond  plaats in speciale kampen in de Schotse hooglanden of in de bergen van Wales.  Tijdens de training vielen er velen af en werden de vier meest geschikte  officieren uitgekozen. Op 29 juni 1942 vertrokken de overblijvenden naar Nr.4  Commando te Troon, waar de vorming van No.2 (Dutch) Troop van Nr.10 InterAllied  Commando plaatshad. Nr.10 Commando was een verzameling van verschillende Troops  van verschillende nationaliteiten. Commandant van (Dutch)No.2 Dutch Troop werd de 1ste  luitenant Mulder. Op 16 juli 1942 vertrok de Troop naar Port Madoc waar zij  actief bij Nr.10 werd ingedeeld. Luitenant Mulder rekruteerde uit de Brigade nog  een aantal korporaals en soldaten, die ter versterking naar Port Madoc  vertrokken.

Jaap Bothe, die dus nog maar enkele maanden bij de  Brigade verbleef, had al genoeg gezien. Hij wilde actief aan de oorlog deelnemen  en had dus wel oren naar het voorstel van luitenant Mulder. Op 25 augustus  arriveerde hij per trein in Port Maddoc, samen met de andere vrijwilligers. Hij  doorstond de zware training en behoorde daarom ook tot de groep die op 15  december 1943 naar India vertrok, om te fungeren als lijfwacht voor Admiraal  Mountbatten. Op 15 januari kwamen ze in Bombay aan, vanwaar de reis per trein  werd voortgezet naar Poona. Poona was het centrum van een aantal Engelse  oefenkampen, waar normaal de naar India gezonden militairen acclimatiseerden.  Jaap kan zich de verschrikkelijk vermoeiende treinreis nog zeer goed herinneren.  De afgetobde gezichten op de foto's die hij in zijn albums bewaart, zijn het  beste bewijs.

No.2 Dutch Troop werd gelegerd in een tentenkamp bij het dorp Ked Gaon. Na enkele weken kregen de Nederlandse commando's een achtweekse  jungletraining in het gebied van Goa. De Troop werd als geheel niet ingezet  voor operaties, alleen een aantal commando's werden individueel gedetacheerd bij  Engelse onderdelen. Jaap is gedurende die tijd bij de Troop gebleven. Het werd  toch als een opluchting ervaren toen men vernam dat men weer naar Engeland zou  vertrekken om deel te nemen aan de gevechten in Europa. Op 18 juli scheepten de  Nederlanders zich in Bombay in, om op 15 augustus 1944 in Liverpool aan te komen.  De Nederlandse Commando-Troop die te Eastbourne werd gelegerd, reageerde  enthousiast op het nieuws dat de Prinses Irene Brigade inmiddels op het front in  Normandië was ingezet.

Voor de acties die zouden volgen, werd de Troop min  of meer uit elkaar gehaald. Een aantal commando's werden "uitgeleend" aan  Luchtlandingscorps, bestaande uit do Iste  Britse Airborne Division, Amerikaanse  82ste  Airborne en 101ste Airborne Division, de Poolse Para Brigade en de Britse  52ste (Lowland) Division. Deze onderdelen zouden in actie komen tijdens operatie  Market-Garden, de race naar de Rijnbruggen bij Arnhem. De commando's werden  verdeeld over de Amerikaanse en Britse parachutisten, waar ze, behalve als  vechtsoldaat, onschatbare diensten  zouden kunnen bewijzen bij het verzamelen van inlichtingen. Jaap Bothe werd  ingedeeld bij een onderdeel van de 101ste Airborne Division. Hij moest met de  Amerikanen per zweefvliegtuig  (glider) landen op de heide bij Son. Hij meldde  zich op het vliegveld bij Greenham Common en ontving daar een volledig  Amerikaanse uitrusting en uniform. Op zijn uniform prijkte zelfs een Amerikaanse  para-wing, want hij mocht beslist niet opvallen tussen de Amerikanen. Zijn wapen  werd een Thompson. Toen hij zich meldde in de barak, bij de groep waarmee hij de  lucht in zou gaan, hadden de Yanks nauwelijks aandacht voor hem. Ze hadden het  te druk met de voorbereidingen en geen tijd voor de "Dutchie".

Op 18 september stegen ze op. Jaap zat in de glider  tegenover de beroemde Amerikaanse journalist Walther Cronkite. Toen ze boven  Tiel in het bereik kwamen van het Duitse afweervuur, zei Gronkite: "Ik zit in  mijn broek te schijten van angst". Bij Jaap was het nog niet zo erg, maar "ik  was al ingescheept met angstzweet. Toen ze van de grond af begonnen te schieten,  dacht ik, die helm moet ik nu voor mijn gat houden, want daar komen de scherven  vandaan."
De landing viel viel niet mee, want het  zweefvliegtuig ging met een hoek van 4.5 graden omlaag. De inzittenden moesten  hun handen om hun opgetrokken knieën vouwen en zo van zichzelf een bal maken. Na  de landing in de weilanden bij Son, was het vooral de stilte die opviel. Het  geruis dat je in de lucht hoorde door de dunne wandjes, was nu voorbij.

Het landingsgestel van het zweeftoestel was door de  vloer heengeslagen. Toch was er niemand gewond. Nog op het landingsterrein  werden de Amerikanen en de Nederlandse commando geconfronteerd met de wreedheden  van de Nazi-soldaten. In de sloot lag het lijkje van een heel jong meisje, met  de beentjes omhoog. Ze was waarschijnlijk door de Duitsers neergeschoten omdat  ze naar het landen van de geallieerde toestellen had staan kijken. Het was een  beeld dat Jaap Bothe zijn verdere leven niet meer zou vergeten. De komende dagen  werden behoorlijk zwaar. Jaap trok samen met een Amerikaan in een jeep door het  gebied dat door de 101ste Airborne Division zou moeten worden bezet. Contacten  met andere commando's had hij niet, behalve in St.-Oedenrode.

Hij maakte zich nuttig door diensten als tolk en  bemiddelde bij allerlei zaken tussen de Nederlandse bevolking en de Amerikanen.  In Veghel kwam hij midden in de tang terecht die de Duitse pantserdivisies om  Veghel sloten. Jaap weet zich hiervan alles te herinneren, maar zoals iedereen  die veel heeft meegemaakt, is hij bescheiden en praat daarom niet zo gemakkelijk  over die belevenissen.

Half oktober werden de commando's weer verzameld door  hun commandant, de kapitein Linzel, te Eindhoven. No.2 Dutch Troop werd naar Brugge  verplaatst en ingedeeld bij Nr 4 Commando Brigade. Dit onderdeel zou samen met  de 52ste Lowland Divisie de aanval op Walcheren bij Westkapelle en Vlissingen  uitvoeren. Van No.2 Dutch Troop waren hiervoor slechts 2 officieren en 23 sergeanten en  korporaals beschikbaar. Een gedeelte van No.2 Dutch Troop zou vanuit Breskens de aanval  op Vlissingen meemaken, samen met 155 Brigade van 52ste Lowland Division met als  stoottroep Nr 4 Commando, waarbij ingedeeld Nrs 1 en 8 Troops (Fransen) van Nr  10 Commando.  De tweede groep zou gaan vanuit Oostende naar Westkapelle met  nrs. 41, 47 en 48 Royal marine commando en van nr.10 de staf en Nrs 4 (Belgen)  en 5 (Noren) Troop.

Korporaal Bothe was ingedeeld bij de groep die vanuit  Breskens naar Vlissingen moest gaan, onder commando van. luitenant de Ruiter.  "Toen ze bij Vlissingen de eerste klap uitdeelden, zat ik in de 2de  landingsboot. Hospik Bill de Liefde wees ons de weg, hij knipperde met een  groene legerlamp. We liepen met de boot tegen dat paalhoofd. De palen met  zeewier erop waren zo glad als spek. Ik kon er niet overheen komen, want we  hadden schoenen met rubberzolen. Ik gleed steeds terug en mijn ransel zat steeds  in de weg. Niet leuk hoor, als ze met lichtspoormunitie op je schieten en een  mitrailleur op je richten. Ik wist tenslotte tussen die ruimte tussen de palen  te kruipen."

Voor Jaap begon hiermee de zwaarste fase uit zijn  belevenissen. "We stuitten direct op een bunker. Nou ja, dan gooi je  handgranaten door zo'n gleuf en het is gebeurd. Hoog op die zeedijk stond een  molen en vandaar uit werden we door scherpschutters onder vuur genomen. Ze zaten  ook in de torenkranen van de scheepswerf "De Schelde". Die lui keken zo in dat  haventje. Alle commando's kropen allemaal in rioleringabuizen, die daar  toevallig lagen, om dekking te hebben. Voor mij was er net geen meer over en  daarom lag ik tegen de zeemuur gedrukt. Het waren net schildpadden als je die  hoofden erin en eruit zag gaan. De Duitsers gaven op dat moment mortiervuur.  Maar ja, je moet dat gedeelte toch zuiveren. Je hebt dan samen een bruggenhoofd  gevormd. Verderop waren al volop straatgevechten. Eerlijk gezegd, we dachten,  dit houden we geen twee uur uit. Alle vuur leek op de landingsplaats gericht".

Willem  Ruys

Maar de groep van Jaap, onder leiding van luitenant  de Ruiter hield stand. De landing vond plaats op 1 november 1944, maar het zou  tot 3 november duren voordat de stad zou zijn ingenomen. In de nacht van 1 op 2  november meldde Jaap Bothe zich vrijwillig om samen met luitenant de Ruiter en  sergeant v.d. Steen naar "De Schelde" te gaan. Daar stond een groot schip, de  "Willem Ruys" op stapel. Men wist dat het schip door de Duitsers was ondermijnd  en wilde door deze plotselinge overval het vernietigen voorkomen. Het drietal  wist met behulp van de ondergrondse een vijftiental Duitsers gevangen te nemen.  Deze bleken maar al te graag bereid om mee te werken en de nodige inlichtingen  te verstrekken. De "Willem Ruis" was gered!

Op 17 november keerde No.2 Dutch Troop naar Engeland terug. Er  werd begonnen met de opleiding van gevormde No.2 Dutch Troop weer naar het vasteland  vertrok. De Troop werd ingezet op het front Geertruidenberg - Moerdijk, maar na  enkele dagen vond de capitulatie op 5 mei plaats. Van de oorspronkelijke troop  waren toen nog maar 5 officieren, 11 onderofficieren en 15  korporaals over.  Jaap Bothe is met No.2 Dutch Troop  nog een maand actief geweest in Duitsland, in  juli  en augustus 1945, voor bewaking van Interneringskamp 91 te Recklinghausen. Jaap  Bothe verliet al in 1945 de dienst. Het  viel niet mee om aan de slag te komen,  daarom heeft Jaap nogal wat verschillende banen gehad. Uiteindelijk heeft hij de  laatste jaren van zijn loopbaan dienst gedaan als kraanmachinist. Zijn  ervaringen zijn hem niet "in de kouwe kleren gaan zitten". Uiteindelijk werd hij  afgekeurd na een lichte hartaanval.

Rechts  Jaap Bothe, let op zijn dolk in zijn broekspijp

Ontzettend trots was hij, en terecht, op zijn Bronzen  Kruis dat hij op 12 mei 1951 uit handen van Prins Bernhard mocht ontvangen, voor  zijn moedig gedrag tijdens de acties in Veghel en Son en later op Walcheren. In  augustus 1985 deed hij afstand van iets wat zijn hele verleden  vertegenwoordigde: namelijk zijn commandodolk. Deze dolk werd hem in 1942  uitgereikt na de voltooiing van zijn commando-opleiding en hij droeg hem daarna  tijdens al zijn acties bij zich. Het was een zeer emotioneel moment voor hem  toen hij het wapen samen met nog wat waardevol documentatiemateriaal, overdroeg  aan conservator Hans Sonnemans. De Regimentsverzameling Brigade en Garde Prinses  Irene zal er in de toekomst voor zorgen dat het bewaard blijft, samen met het  verhaal van oud-korporaal Nr. 10 Inter Allied Commando  (Dutch) No.2 Dutch Troop,  J.W. Bothe.

Op 12 augustus 2005 is Jaap Bothe overleden.
Terug naar de inhoud