E.J. Strauss - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

E.J. Strauss

Erelijst gesneuvelden > Namenlijst slachtoffers Suriname
Achternaam: Strauss
Voornamen: Erwin Joachim
Voorletters: E.J.
Beroep: koopman
Rang: Korporaal
Mil. onderdeel: Kon. Ned. Brig. Prinses Irene
Geboorteland: Frankfurt aan de Main, Duitsland
Geboortedatum: 27-03-1914
Overlijdensplaats: Suriname
Overlijdensdatum: 16-01-1942
Begraafplaats: Nieuwe Hoogduitse begraafplaats
Gemeente: Paramaribo
Land: Suriname

Bron foto graf: Jules Donk
Erwins ouders zijn Martin Strauss ( Heilbronn 1879- Frankfurt 1929) en Auguste Gertrude "Trude" Lindheimer (1889-1934). Zij trouwen op 6 nov 1909 in Frankfurt Am Main, Duitsland, en krijgen samen twee kinderen:

Visum van Irmgard (Bron: MyHeritage)
  • Irmgard (*26 juni 1911- 7 januari 2005) Woonde op 66 Park Ave in New York. Vroeg visum aan naar Brazilië
    in 1949
    .


    Het graf van Irmgard op Woonlawn Cemetery in The Bronx, NY. (Bron:
    Find a grave- Neil Funkhouser)

  • Erwin Joachim (*1914-1942)

In de jaren twintig reist de familie Strauss vanuit Schumannstrasse 29 in Frankfurt, regelmatig per boot naar New York. Soms vanuit Hamburg, dan weer Rotterdam of Le Havre.
Zijn ouders hebben in Manhattan in New York ook een appartement en in een document uit 1925 staat dat er ook twee dienstmeisjes zijn: de 27-jarige Nene Masheimer en de maar liefst 86-jarige Emma Whaner.
Op een Immigratieformulier uit 1940 wordt er van Irmgard nog een "broer" opgegeven: S. Strauss, 525 Lexington Ave New York.

Visum van Alfred (Bron: MyHeritage)

Een broer van vader Martin, Alfred Bernhard (*1881), woont in New York op 307W 79th street. Dat contactadres wordt tot 1936 opgegeven, maar in 1939 is hij blijkbaar al verhuisd naar 160 Riverside Drive in New York.


Graf van de ouders van Erwin

De vader van Erwin overlijdt in 1929 op 50-jarige leeftijd en zijn moeder in 1934 op 45-jarige leeftijd. Beiden zijn op de joodse begraafplaats in Frankfurt begraven.

Het is niet duidelijk wat de reden voor Erwins vertrek uit Duitsland is, maar volgens het bevolkingsregister van Den Haag komt Erwin als 17-jarige op 4 mei 1931 vanuit Lausanne naar de Stevinstraat 66 in Den Haag. Vermoedelijk heeft zijn oom Karl Jacob Strauss (1886-1973) met zijn vrouw Elsie (Resine Wilhelmine Reis) (1998-2000) en hun drie kinderen Julian Wilhelm (1919-1993), Alfred Friedrich "Freddy" (1921-2005) en Dorothy Charlotte (1926-2019) hem opgevangen op de Brugseweg 38 in Scheveningen.
Erwin woont eind juli 1932 in Den Haag op de Bosschestraat 125 en in maart 1934 op de Gevers Deynootweg (nu een plein) 172.
Omdat hij volgens de dienstplichtwet al zes jaar in Nederland woonachtig is, mag hij zich als vrijwillig dienstplichtige aanmelden. Hij doorloopt de medische keuring en wordt op 23 maart 1937 geplaatst bij het 4e Regiment Infanterie. Juist voordat hij met groot verlof gaat, wordt hij in op 5 september 1937 overgeplaatst bij het Korps motordienst.


   Aankondiging verloving  Bron: CBG                  Bron: The Straits Time, blz.16 - 16 mei 1937

Bron: Bataviaasch DB 5 april 1937


Willy na haar 2e plaats op de OS in 1932 in Los Angeles (Bron: Wikipedia)

Bron:  AD, 19 april 1937

Erwins naam duikt begin 1937 ineens op in diverse kranten, als hij zich op 1 april 1937 verlooft met de destijds zeer populaire en beroemde Rotterdamse zwemster Willemijntje "Willy" den Ouden. Zij wordt geboren op 1 januari 1918 in Rotterdam en overlijdt op 6 december 1997. Haar ouders zijn de  Rotterdamse cafébaas Antonius Victor Jozephus den Ouden (1885-1963) en Willemijntje Kuipers (1890-1964). Willy behoort in de jaren dertig tot de wereldtop op de vrije slag. Ze zwemt vele wereldrecords en wordt op de Olympische Spelen van 1932 in Los Angeles tweede op haar favoriete afstand de 100 meter vrije slag en verovert zilver met de estafetteploeg. Vier jaar later op de Spelen van Berlijn wordt ze op de 4x100 meter zelfs Olympisch kampioen.

Klik hier voor gedetailleerde sportinformatie van Willy.

Zelfs de internationale pers volgt het verliefde koppel op de voet en hierdoor is er ook een foto van Erwin bekend.
Erwin is een "liefhebber van sport, zwemt en springt zelf, al is geen lid van een vereeniging". Ten tijde van zijn verloving is hij dienstplichtig militair.
In mei 1937 neemt Willy in Rotterdam afscheid van de wedstrijdsport met een heuse Willy-Erwin beker volgens dit artikel in De Graafschapbode:


Volgens Het Staatsblad van 28 april 1938 krijgt Erwin op die datum zijn Nederlands Staatsburgerschap. Hij staat vermeld ‘als koopman woonachtig in Scheveningen’.
Op 24 september 1938 vertrekt Erwin met de 'Volendam' vanuit Rotterdam naar zijn familie in New York. In een artikel over het leven van Willy den Ouden in De Havenloods van 9 maart 1961 staat, dat haar verloofde "overhaast" naar New York vertrekt, omdat het naderende Nationaal-Socialisme hem erg nerveus maakt. Nergens wordt echter melding gemaakt dat de verloving is verbroken. Hoe dan ook, Erwin keert niet meer terug naar Nederland.

In het voorjaar van 1940 wordt Willy gevraagd voor een hoofdrol in de speelfilm 'Van ’t één komt het ander', waarin zij zou worden gelanceerd als zwemmende filmster: de ‘Esther Williams van de Lage Landen’. Medeproducent van de film is Jo Paerl, de vader van haar vriendin Jetty. Zijn vrouw en dochter bezoeken de filmset in Brussel aan de vooravond van Pinksteren 1940. Als de Duitse troepen Nederland op 10 mei binnenvallen, worden de filmopnamen gestaakt. Er is geen mogelijkheid meer naar huis terug te keren en daarom besluit het gezin Paerl met Willy naar het zuiden te rijden. Via Parijs komen ze uiteindelijk eind mei aan in Bordeaux, waar het Nederlands koopvaardijschip 'De Nigerstroom' hen meeneemt naar Londen.

Willy is niet alleen haar joodse verloofde Erwin Strauss kwijt, die naar zijn familie in New York is gevlucht. In Londen verneemt ze dat haar ouderlijk huis in Rotterdam op 14 mei 1940 is verwoest bij het beruchte bombardement. Bijna al haar medailles en prijzen zijn verloren gegaan in het brandende puin.
In Londen gaan de wegen van Willy en haar vriendin Jetty Paerl voorlopig uiteen.  
Op een feest ter ere van de oprichting van de Prinses Irene Brigade op 11 januari 1941, zingt Jetty een Nederlandse versie van We’ll meet again van de Britse ‘Sweetheart of the Forces’ Vera Lynn. Medewerkers van de BBC, die op het feest aanwezig zijn, weten dat de makers van Radio Oranje een zangeres zoeken voor het wekelijkse cabaretprogramma De Watergeus, waarin de Duitsers op de hak worden genomen. Zo wordt Jetty de beroemde Jetje van Radio Oranje.


Bron: Ancestry

Willy en Erwin zijn elkaar al midden 1938 uit het oog verloren. Erwin woont in New York bij zijn oom Alfred Bernhard Strauss die dan op Riverside Drive 140 woont. Hij studeert daar aan de Dillars Quaile School of Music.

In een Engelstalig document uit 1940 staat een kleine beschrijving van hem:
Weight: 170 (=77 kg)
Complexion: Dark
Eye color: Brown
Hair Color: Black
Height: 5.6 (= 1.66 mt)

Als Nederlands Staatsburger moet Erwin zich in augustus 1940 verplicht laten registreren als dienstplichtige, net als alle andere Nederlandse mannen in het buitenland, die tussen 1904 en 1921 geboren zijn. Uiteindelijk moet hij zich op 19 maart 1941 melden bij het opleidings- en trainingskamp van de Prinses Irene Brigade in het Canadese Stratford. Op 30 april 1941 is zijn rang korporaal. Op 17 juni 1941 vertrekt hij uit Canada naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij op 1 juli 1941 aankomt. Een dag later wordt hij geplaatst bij de Brigade en reist Erwin door naar de thuisbasis Wrottesley Park kamp in Wolverhampton.
Eind september komt daar een oproep voor vrijwilligers voor "War-task Overseas", en een groot deel van zijn detachement uit Canada meldt zich direct hiervoor aan. Ongeveer 90 man worden 14 oktober in het Schotse Greennock met de Pasteur naar Halifax in Canada verscheept. Daar komen ze op 20 november 1941 aan en horen dan pas dat de manschappen als zgn. Tweede Detachement naar Suriname worden gestuurd. Hun commandant wordt de Canadese kapitein Van Stolk.

In het dagboek van J.J. Samson van de Prinses Irene brigade, komt de volgende passage daarover voor:

"We scheepten eind september 1941 in op de Pasteur in Greenock, Schotland. We waren met ongeveer 90 man, onder commando van kapitein Van Stolk. Verder nog: Erwin Strauss, Eussie, Jan Telman, Jan van Polanen, Jim Gobets, Rinus Verbeek en nog een stel waarvan ik niet zeker meer weet tot welk detachement ze hebben behoord. O ja, Edgar van Bloeme en Van Aggelen waren ook van de partij, want ik heb nog een foto van een steward die op de Lady Nelson aan hen het bordje 'Out  of bounds for all troops' wijst. De Pasteur had verder nog een man of 3000 RAF aan boord, voor training in Canada. Dat was kostbare lading en we werden dus goed bewaakt, door een groot vliegtuigmoederschip (Enterprise?) en heel wat destroyers. De Dutchies lagen op dek F, vooraan onder de waterlijn. Het konvooi voer snel, zeker 21 knopen, zodat U-boten weinig kans hadden ons te raken. Bovendien kwam de tweede dag een zware storm opzetten. Iedereen was zeeziek,  behalve ik en nog een handjevol lui, zodat we in en uit de kantine liepen, wat ons voordien uren kostte."

In Halifax worden ze ingescheept op de "Lady Nelson", een klein schip, dat een "eilandhopper" blijkt te zijn. De reis verloopt langs interessante aanlegplaatsen: eerst Bermuda en daarna de eilanden Sint Maarten, Saba, Sint Eustatius, St.-Vincent, Barbados, Granada, Tobago, Trinidad en als laatste Georgetown, in Brits Guyana. Er zijn ook inlanders aan boord, maar die moeten met hun kippen en varkens en andere beesten op het achterdek kamperen.
De "Cottica" brengt dit zgn. Tweede Detachement uiteindelijk van Georgetown naar Paramaribo aan de Surinamerivier. Hier worden ze opgewacht door de militaire kapel van het K.N.I.L.-garnizoen en door het Eerste Detachement onder kapitein Van den Hoek, die op 30 september 1941 al waren aangekomen. Gelet op de kleding ziet dit Tweede Detachement eruit als een haveloos allegaartje: sommigen dragen een korte broek met daaronder wollen sokken en een ander loopt op gymschoenen. Al gauw worden ze voorzien van de tropenpakken van het KNIL.

In het dagboek van Ireneman J.J. Samson komt nog een belangrijke passage voor, die mogelijk een verklaring is, dat Erwin nog geen twee maanden na zijn aankomst in Paramaribo door zelfdoding is overleden:

‘Zo was er bijvoorbeeld de zaak Erwin Strauss, Pasja, zoals vrienden hem noemden. Hij was als jongen van 17 jaar uit Duitsland gevlucht.
Toen de codedienst in Suriname medewerkers zocht, heeft hij zich daarvoor opgegeven, gezien zijn intelligentie en talenkennis, moest deze baan hem op het lijf geschreven zijn. Hij werd echter niet door zijn collega’s geaccepteerd op grond van het feit dat hij in Duitsland geboren was. Ik weet dat hij zich dit zeer heeft aangetrokken en ik vermoed dat dit de reden van zijn zelfdoding is geweest.
Twee jaar later ben ik in New York zijn oom en zijn zuster gaan opzoeken.’

In onderstaand document wordt bij de naam van Strauss vermeld, dat hij abusievelijk op 16 juni 1942 is overleden, dat moet 16 januari zijn:

Bron: Nationaal Archief


Bron: De West 23 januari 1942


De Malebatrumstraat 19 in Paramaribo waar Erwin tot zijn overlijden woont
Bron: Henk Nijssen


Uit een aankondiging in dagblad De West van 26 januari 1942 blijkt dat de inboedel van Erwin is geveild.

Nieuwe Hoogduitse begraafplaats-
Bron foto: René ten Dam/ Bureau Funeralia

Via een reader over Historische begraafplaatsen in Paramaribo, komt onderzoeker/ webmaster van deze website Richard van de Velde via tussenpersoon Deryck Ferrier in contact met Jules Donk van de kleine Israëlitische Gemeente Suriname. (Zie hem bij minuut 20: https://anderetijden.nl/artikel/6760/Jorgen-Raymann-in-Verborgen-verleden) Hij komt, na grondig onderzoek van het grafregister van de Nieuwe Hoogduitse begraafplaats in Paramaribo, erachter dat Erwin daar sinds 17 januari 1942 begraven ligt. Met behulp van een zgn. legger weet hij ook het vergeten graf te lokaliseren. Op zijn door de tand des tijds aangetaste grafsteen staat het volgende te lezen: ERWIN JOACHIM STRAUSS, Geb: 27.3.1914. Overl: 16.1.1942. Korporaal bij de K.N.B. Prinses Irene.
Verder onderzoek van de heren Ferrier en Donk brengt aan het licht, dat de joodse metselaar Coronel de zerk heeft gemetseld.

Bron foto graf: Jules Donk

De Joodse Leer staat het opgraven van eenmaal begraven personen niet toe, omdat volgens de Talmud een dode slechts een keer begraven mag worden. Dus van opgraven en afzenden van het stoffelijk overschot naar elders is nooit sprake geweest. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat hij niet met zijn drie andere overleden collega's van de Irene Brigade midden jaren zeventig is herbegraven op het Nationaal Ereveld Loenen.

Bron: CBG

Willy trouwt op 28 oktober 1943 met Gustav Staffan Broms, zoon van een in Londen gestationeerde Zweedse diplomaat.
In Londen komt Willy bij het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps terecht, net als haar vriendin Jetty Paerl die daar op de drietonner reed, en steekt na de landing in Normandië met enkele vrijwilligsters over naar Oostende.

Na de oorlog verhuist Willy en Gustav naar Saltsjöbaden in Zweden, maar het huwelijk duurt niet lang en in 1946 keert zij terug naar Rotterdam. Ze trouwt nog twee keer: in Amsterdam in november 1953 met Wicher Hooite Jager (1920-1990) van wie zij scheidt in 1957 en in Rotterdam in oktober 1958 met Jan Edwin Schupper (1915-1978). Haar laatste huwelijk duurt maar een half jaar. Willy brengt haar verdere leven in anonimiteit door. Zij overlijdt op 6 december 1997 in Rotterdam.

Stichting Dodenakkers.nl is gevraagd te adviseren voor restauratie van het grafmonument. Moge de naam Erwin Strauss niet vergeten worden: 'Lest we forget!'

Met veel dank aan D. Ferrier, J. Donk, R. Rijks en Ludmilla en Keren van StamboomVragenForum

Terug naar de inhoud