Dagblad voor Den Haag en Omstreken

 DE BRIGADE IRENE" IS ER!

Onbeschrijflijk enthousiasme in de Residentie

OFFICIEELE ONTVANGST IN HET STADHUIS

Na drie dagen wachten zijn onze bevrijders gekomen.

En welk een verrassing

De Canadeezen, die wij verwachtten, bleken onze eigen Hollandsche jongens te zijn van de „Brigade Irene". Welk een blij weerzien na jaren van schei­ding. Is het wonder, dat de Haagsche bevolking een onbeschrijfelijk enthousiasme ten toon spreidde.

Maar ontroerend was het te zien, hoe vele familieleden elkaar weer konden begroeten. Tooneeltjes speelden zich af, die wij nooit weer zullen vergeten. Zoo zagen wij 2 meisjes hun broers verwelkomen, vrouwen hun mannen omhelzen, kinderen hun vader juichend ontvangen! In triomph reden ze dan mee op de met jongens en meisjes volgepropte wagens.

Het was gisteren den heelen dag al druk geweest in de binnenstad. De enkele voorboden van onze bevrijders werden met luide toejuichingen verwelkomd. Maar het grootst was, de belangstel­ling rondom het eeuwenoude stadhuis, waar een dichte menigte de gebeurtenissen afwachtte. Voor den hoofdingang stond een afdeeling opgesteld van het strijdend gedeelte van de B. S., terwijl politie zorgde voor het vrijhouden ven den rijweg. Op het Buitenhof, de Groenmarkt en rond de Groote Kerk kortte het publiek den wachttijd door het gadeslaan en liet toejuichen van de af en aanrijdende geallieerde auto's, en lichte tanks, alles dicht bezet met jongelui, die luid hun vreugde te kennen gaven. De Spanning nam met het vorderen van den tijd toe. Alles was in afwachting van het groote moment, dat burgemeester De Monchy den commandant van de bevrijdingstroepen officieel in zijn gemeente zou verwelkomen. Om kwart voor zes verscheen op het bordes van het stadhuis de leider van het Matrozenkoor, Theo van Elferen, die het publiek leidde in gemeenschappelijken zang, waarbij, naast eenige coupletten van het Wilhelmus, Vaderlandsche liederen werden gezongen. Een ontroerend oogenblik nu dit na vijf jaren weer mogelijk was. Geen wonder, dat na het Wilhelmus het publiek in een spontaan gejuich losbarstte.

In de hal van het stadhuis was het reeds lang voor den tijd van aankomst een groote drukte van autoriteiten, die dit historische moment wilden meemaken. O.m. bevonden zich hier, behalve burgemeester De Monchy, de vertrouwensmannen der, Nederlandsche regeering de wnd. commissaris der Koningin, Staatsraad Mr. A. A. L. Rutgers, de secretaris-generaal van Binnenlandsche Zaken, Mr. L. A. Kesper, zijn ambtgenoot van Justitie Mr. Tenkink, de advocaat-generaal Jhr. Mr. Van Asch van Wijk namens den Procureur-Generaal, de gemeentesecretaris, Mr. Boasson, de gewestelijke commandant der Bewakingstroepen, tevens districtscommandant der B. S. Den Haag, Lievens, en' hoofden van sectiën, de staven van de B. S., de hoofdcommissaris, de heer Valken Sr., de inspecteur der marechaussee, kolonel De Koning.

Om even over zes ontstaat er beweging buiten onder het publiek, maar het is nog loos alarm, er gebeurt niets. Het muziekcorps van de politie brengt eenige muzieknummers ten gehoore, die door het publiek worden meegezongen, terwijl het ,Matrozenkoor", 'het bekende jongenskoor, eenige liederen zingt, die onder groote stilte door het publiek worden aangehoord.

 

Ze zijn er!
 

Zoo gaat de tijd verder, en dan om ongeveer kwart voor zeven is het lang verwachte oogenblik gekomen. Eenige motorfietsen rijden de Groenmarkt op en daarop volgen de wagens, vrachtauto's, gevechtswagens, materiaalwagens, enz., maar niet. van de Canadeezen of Britten, doch van onze eigen Nederlandsche brigade Prinses Irene. De indruk op het publiek is onbeschrijflijk. Na vijf lange jaren kunnen zij weer Nederlandsche soldaten, zij bet ge­kleed in een ons nog vreemde uniform, toejuichen in een vrij Nederland. En dat het Nederlanders zijn, daaraan behoeft men niet te twijfelen, indien men de namen op de wagens leest, zooals: „'t Zeuntje", „Buziau", „Nichtje", „Hobbelende Beit", en zelfs „Barst". De mannen zagen er uitstekend uit, wel vermoeid ván den langen dag — zij waren van­morgen uit Wageningen vertrokken en hadden over Utrecht, Woerden en Leiden de Residentie bereikt, blaar uiterst gelukkig, dat zij weer „thuis" waren. Zij vertelden, dat de ontvangst, waar zij ook kwamen, alles te boven ging wat zij daaromtrent hadden verwacht. Wagen na wagen, motorfiets na motorfiets passeerde het stadhuis, en om vijf mi­nuten over zeven reed dan de auto voor van den commandant, Kolonel de Ruyter van Steveninck, die op het hordes door den burgemeester werd begroet. Samen stonden zij daar temidden van de andere autoriteiten en dan kwam het ontroerendste oogenblik van den dag, de politiemuziek zette het Wilhelmus in, gevolgd door het „God save the King", welke volksliederen door allen werden mee­gezongen. Een moment om nooit te vergeten.

In het stadhuis.
 

In de ontvangzaal van het stadhuis stond een borstbeeld van H. M. de, Koningin, opgesteld op een tafel, die was bedekt met een Nederlandsche vlag, uitgeworpen uit een vliegtuig. Deze vlag, die op het Buitenhof terecht kwam, was als geluk­wensch bedoeld voor burgemeester De Monchy en een geschenk van Nederlandsche en Poolsche pilo­ten. Omstreeks zeven uur begon het voorbijtrekken van de brigade Prinses Irene, door de autoriteiten van het bordes van het stadhuis af gadegeslagen. De burgemeester ontving hier den commandant der brigade, Kolonel A. C. De Ruyter van Steve­ninck en den Kapitein-adjudant R. Pack, Mr. de Monchy wees op de groote vreugde, na vijf jaren weder Nederlandsche soldaten op Nederlandschen bodem te kunnen begroeten. Terwijl zij in het buitenland streden, worden wij hier op alle ma­nieren geknecht door den onderdrukker, die alles wat hij kon vernietigde of naar beneden haalde. Thans zijn, de oude tijden ons weer lief geworden. Spr. zeide nog buitengewoon getroffen te zijn door de hulp van Engeland dezer dagen ontvangen in den vorm van levensmiddelen, aangezien de nood hier zeer hoog was. Wij zijn trotsch op. U, zeide de Monchy en wij beleven een vreugde,  zooals niet veel meer zal voorkomen.

Kolonel De Ruyter van Steveninck heeft met eenige woorden dank betuigd voor de ontvangst, de ver­zekering gevende, dat men geheel meeleefde met de Nederlanders, aangezien vele moedige menschen de Vorstin en de militairen op de hoogte hielden. Pas 9 maanden geleden kon de brigade met haar eigenlijke werk beginnen. De burgemeester sprak voorts over den hier heerschenden nood. Spr. deelde in dit verband mede, dat in België een concentratiekamp gevonden was waarin 23.000 Joden opgesloten geweest waren. Door honger waren zij bijna allen gestorven. Er waren er nog 50 in leven. De belangrijkste dag vond de Commandant dezen, waarop de westkust bereikt werd. Nu immers is geheel Nederland vrij. Spr. bracht dank voor de ontvangst en hij hoopte, dat de burgemeester spoedig de leden van het Koninklijk Huis zou kunnen begroeten.

De beide heeren vertelden o.a. ook, dat zij bij hun zwerftocht door het land een ongelooflijk enthousiasme hadden beleefd.

De tocht door de stad.

Intusschen bleef het voorbijtrekken doorgaan. Wa­gens van allerlei model passeerden, waarbij opschriften voorkwamen, zooals: „De Brigade Prinses Irene" eindelijk in Den Haag", en „Zij kwamen na jaren uit Brabant weerom". Tusschen de Nederlanders zag men nu ook hier en daar Britten verschijnen, o.a. van de Royal Signals. En dat alles trok vervolgens door de stad, een tocht, die ieder, die het meemaakte, zijn leven lang zal herinneren. Langs den geheelen weg stond een haag van menschen geschaard, die niet ophielden de soldaten toe te juichen. Zoodra de voertuigen even stopten stroomden de menschen toe en wilden hun landgenoten de band drukken en vroegen nieuwsgierig honderd uit over hun belevenissen. En waar zij kwamen kregen de soldaten bloemen en poogden jongelui mee te rijden; zoodat tenslotte alle voertuigen tot op het laatste plaatsje bezet waren met burgers, die al even luidruchtig hun vreugde betuigden als de toeschouwers langs den kant.

Zoo beleefde Den Haag Victory in Europe-Day, een belevenis om nooit te vergeten.

 

Uit: Trouw, 9 mei 1945