Hendrik Koopmans (Dienstplichtige) - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Hendrik Koopmans (Dienstplichtige)

Biografieën oud-leden
 
“ZANDRIJDER”: ENGELANDVAARDER en SOL­DAAT RECCE

Hendrik Koopmans uit Banzao Sintra (Portugal) zette voor "De Vaan­deldrager" zijn oorlogservaringen op papier.

"Ik was in 1940 als soldaat/chauf­feur ingedeeld bij de stelling Den Helder/Afsluitdijk onder de Chef- Staf kapitein Uytenschout.
In de vroege morgen van de 10de mei hoorden we de berichten over de Duitse aanvallen op Den Helder. We moesten naar garage Westoever in Den Helder. Daar aangekomen, om 7 uur in de morgen, kregen we te ho­ren dat er drie vrijwilligers wer­den gevraagd om munitie naar Fries­land te vervoeren. Ik was nooit een beste soldaat. Dat veranderde toen op slag. Bezeten door patriottisme meldde ik me.
We moesten nog wachten tot de au­to's, burgerwagens, in camouflage­kleuren waren gespoten. Mijn wagen was het laatst klaar en toen vertrokken we, de verf was nog nat. Ik was bewapend met een kara­bijn. Mijn begeleider, een kor­poraal/munitievervoerder, had een geweer.
Onderweg zag ik mijn twee voor­gangers langs de weg liggen, schui­lend voor vliegtuigaanvallen. Ik zag geen vliegtuigen, dus bij aan­komst bij de Afsluitdijk lag ik op kop. Ca. twaalf uur (een horloge had ik niet) arriveerde ik daar, bij het benzinestation van Arie den Breejen. Plotseling doken er circa 9 moffen- vliegtuigen op ons af. Tellen kun je niet in die omstandigheden. Aan de andere kant van de weg was een kazemat met zes personen onder majoor Smit (notaris te Wommels). Mijn korporaal was me voor en mocht nog naar binnen. Ik kon er niet meer in, want, zo zei men, de kaze­mat was overvol. (Later zou ik in de diverse gevangenissen wel op kleinere plaatsen moeten slapen). Dus rende ik terug naar de auto en greep het geweer van de korporaal. Ik dacht namelijk dat die beter zou dragen dan mijn karabijn. Achteraf bekeken is dat niet nodig geweest, de moffen vlogen recht op me af! Ik duik het benzinestation in. Van­uit het raam, uitziend op Fries­land, schoot ik mijn band met 15 patronen leeg op die krengen. Al­lemaal raak! Bij eentje zag ik de vuurstraal uit het middenfront branden. Deze is neergekomen bij Pingjum, beide vliegers verbrand. Een tweede is ook daar ergens neer­gestort. De Moffen lieten hun ver­liezen niet lang zien en haalden die vlot weg.
In het benzinestation stond een tank met 6 atmosfeer spanning ach­ter me. Ik had reeds op sneuvelen gerekend, had het schuim op de bek. Zeker 20 minuten ben ik beschoten, steeds kwamen ze terug. Ik vuurde alleen. Het is een wonder dat de soldaten in de kazemat mij niet doodschoten want door mijn vuur bleven de Moffen steeds komen. Ze schoten met 2 cm patronen. Er bleef geen ruit meer heel in het ben­zinestation. Ook mijn auto was ge­heel doorzeefd. Ik vroeg me af waarom die niet de lucht was inge­vlogen. Dat zou ik later merken.
De wagen bleek nog te starten. De korporaal ging weer mee en de muni­tie werd gelost in Zurich in de oude zuivelfabriek. Mijn twee voorgangers zijn nooit in Friesland aangekomen. Toen ik net over de brug bij Korn­werderzand was, liet men die springen.
Over de zaak met het neerschieten van de vliegtuigen ben ik op rap­port gekomen voor de Chef-Staf ka­pitein Uytenschout, voorgeleid door de sergeanten Duinker en Den Oever. Later waarschuwden ze me: "Pas met hem op, hij is niet te vertrouwen!"
Maandag erna nog munitie in Korn­werderzand bezorgd. Vliegtuigen boven de forten, maar ik at lekker kapucijners onder de grond !
In de nacht van maandag op dinsdag moesten we de vluchtende soldaten uit Friesland halen. Ontzet was ik toen één der soldaten tegen me zei: "Zandrijder !" Eerst drong het niet tot me door, maar later, ja. De munitiekisten waren gevuld met zand…… Weet Lou de Jong dit ook? Men weet het niet of wil er niets van weten.
In het boek van Hanny Meijler "Ik zou weer zo gek zijn", beschrijft zij Uyterschout in het krijgsge­vangenkamp als Uyterschoutisme, een zachte aanduiding voor landverrader of N.S.B.er. Misschien durfde hij er bij die officieren in het kamp niet voor uit te komen, want daar zijn ook nog wel vaderlandslieven­den onder geweest, denk ik. De Ju­das!
Na de capitulatie moest ik in een melkstal werken in Duitsland. Het was uit nood, steun was er toen niet. September 1942 werd ik op­gepakt als zijnde "Staatsge­vaarlijk". Ik had melk versierd voor de krijgsgevangen. Bovendien luisterde ik naar de Engelse zender voor een groep Hollanders. Ik werd verraden door een Zuid-Hollander en uit de stal gehaald in mijn strontkleren door Polizist Eijckmans met de woorden: "Wenn du gehst lau­fen, schiese ich dich sofort durch den Kopf." Daar kon ik het mee doen! De strontkleren heb ik nog 5 maan­den aangehouden, althans wat ervan overbleef.
 
De volgende elf dagen zat ik in de nor en moest schroefjes van neer­geschoten Engelse vliegtuigen draaien voor de motorfiets van Eijckmans. Er was toen zeker al niets meer. Met platgeslagen benzineleidingen kon ik de grendels buiten de deur losschuiven. De deur werd namelijk niet op slot gedaan, zodat we vlug in de schuilkelder konden komen bij eventuele luchtaanvallen.
Drie dagen oefende ik in en uit. Toen hoorde ik dat ik naar de ge­vangenis in Krefeld zou moeten. Langer wachten was toen niet meer mogelijk. Ik breek uit, ben buiten en toen: luchtalarm! Weer naar binnen, want nu zouden ze komen en had ik geen voorsprong. Dan het signaal: alles veilig. Ik weer naar buiten. Dan: luchtalarm! Toen ben ik maar doorgegaan. Voor de grens hadden ze me al: een grenswacht met een bouvier. Ik stelde aan, heel benauwd, "voor de Engelse bombers". Hij zei: "Zurück nach deine Arbeit!" Wat ik natuur­lijk niet gedaan heb!
Toen ik weg was, heb ik rondjes ge­maakt met de fiets, die ik gestolen had bij het gebouw waar ik in voor­arrest was geweest. Ik meende dat zo de hond mijn spoor bijster zou raken. De fiets liet ik daarna achter, bracht de halve nacht door in een nat maïs- of bietenveld. Zag nog steeds die grenswacht met hond: later bleek het een paard met veu­len te zijn!
Toen ik aan de grens was, ben ik weer teruggegaan om toch maar de fiets mee te nemen. Na uren zoeken vond ik hem. Jas uit en over het prikkeldraad, anders blijf je steken, fiets er­over gooien. Op mijn knieën voor God: ik was in Nederland! Die morgen ging ik bij iemand aan die me voor van alles uitmaakte. Vluchten!
Een maaltje eten gehaald bij Wim van Deursen. In de middag lag ik te slapen tegen een hooiberg en werd gewekt door een oude vrouw met een vriendelijk gezicht. Daar mocht ik de nacht doorbrengen, vlakbij de Nederlands-Belgische grens.
Ze gaven me veertig guldens voor mijn gestolen fiets en waarschuwden me niet in het eerste station in te stappen (moffencontrole!) maar het tweede te nemen (Neerpelt?)
Ik wisselde mijn geld voor 500 Bel­gische francs en kwam per spoor in Brussel. Allemaal Moffen, maar ik kwam erdoor.
Die nacht sliep ik in Charleroi in een goederenwagon, die om 6 uur 's morgens vertrok naar Erquelens. Zo passeer ik onder de ogen van de Gendarmerie de grens. Wisselde mijn 400 Belgische francs in voor 500 Franse, werd dus niet armer, maar had het niet eens in de gaten.
Het eerste station wilde ik toen opstappen, allemaal moffencontrole. Net op tijd kon ik rechtsomkeert maken en weglopen. Op een kaart van Frankrijk die ik had gekocht, schatte ik dat ik een afstand yan 3,5 km te lopen zou hebben. Dat bleek verkeerd, het was 35 km. (Ik had de afstanden in Nederland in mijn hoofd maar Frankrijk bleek veel groter!) Dus lopen...
Op een gegeven moment zie ik twee gendarmeries aankomen, koperen pla­ten om de nek. Vluchten was te laat dus zei ik domweg: "Bonjour!" Ze groetten netjes terug. De Here had hen met blindheid ge­slagen... Ik heb hier God voor gedankt.
Later trof ik een bus en kon een eindje meerijden. Kocht wat appels en een kaartje voor Reims, wat ik tot overmaat van ramp verloor.
In Hirson kreeg ik wát eten van een Franse vliegenier en over­nachtte er ook. Kosten: 300 francs. Ik was blut. 's Avonds kwam en wel een juffrouw op de kamer. Ik kon geen woord Frans en had een kamer met vrouw besteld. Het was niet bepaald gra­tis máar dat merkte ik later pas. Drie maanden later in het ge­vangenenkamp sprak men van 100 francs voor een bed. Toen men mijn prijs hoorde, werd er doodleuk ge­zegd: "0, Hendrik heeft een kamer met hoer gehad!"
Daarna moest ik de bewaakte linies in Frankrijk passeren. Die demarcatielijn liep over ravijnen en doornstruiken. Helemaal opengere­ten kwam ik in Lyon aan: lopend, onderweg rauwe maïs en bieten etend. Eén nacht bij een boer in bed geslapen, hoe vies ik ook was.
In Lyon laat de bekende Sally Noach, werkzaam bij de consul, me wat eten en stuurt me terug naar Chateauneuf les Bains. Twee dagen erna moest ik in een strafkamp werken. Kwam helemaal onder de vlooien. Ik was zo gek dat ik zeven stuks met die witte konten doodbeet. 's Nachts ben ik toen buiten gaan zitten. Die verrekte Sally Noach stuurde me de dood in. Hij zou me spoedig ko­men halen, maar moet nog komen...
Drie weken later werd ook dit "vrije Frankrijk" bezet. Totaal bracht ik er drie weken door.
Stal wat dekens, verkocht ze weer. Kreeg zo wat geld en stapte toen in Gannat op de trein.
Ik had bonnen voor de maand decem­ber. Voor 10 kg brood, 1 kg suiker­klontjes en 120 sigaretten, omdat de kerst erin viel.
Ik kwam tot Oloron, toen werd het lopen. Vijf dagen in de Pyreneeën. Bergen, ravijnen, als je een dood takje trof viel je te pletter. Slapen deed ik in berghutten. Wel tienmaal moest ik riviertjes doorwaden. Toch kwam ik precies op het riviertje Irati uit. Op de grens werd ik opgepikt door de Guardia Civil. Ik moest tussen hen in slapen. Hun voorraad eten, zeker 30 kg, die ze bij een boertje hadden ingeslagen, moest ik dragen. Ik kon al niet meer... Alles lag open. Ze sloegen me met hun kara­bijnen .
Eindelijk kwamen we aan in Auborea Bachado. Daar heb ik twee dagen bij een boertje uitgerust onder het oog der Guardia Civil. Het vluchten ging wel over.
Toen naar de gevangenis in Pamplo­na. Met zes man tegelijk in de cel. Je moest opzijvallen anders kwam je er niet tussen. Zeven dagen in die gevangenis. Schijten moest je ook in de cel, maar dat ruik je dan niet meer…….Daarna naar het beruchte con­centratiekamp Miranda de Ebro. Dat zou zeven maanden gaan duren. Daar bracht ik nog een week in honger­staking door. Op het laatst woog ik nog geen 100 pond meer. Uit het kamp naar Madrid, maar daar ver­bleef ik 19 dagen in een hotel. Toen naar Portugal, Praia das Macas.


Ons elftal in Praia das Macas, juli 1943.
Achterste rij: Richel (Int. Brigade), Joop Meljado (Later naar Snelboten Ned. Marine), Walraven (Schuilnaam?) (Int. Brigade)
2de rij: Hans Pino (airgunner), Harry Groenendael (soldaat?)
3de rij: H. Koopmans, Philip Meljado (Naar snelboten Ned.Marine, net als zijn broer Joop), Kees Bom (airgunner?), Daniel Ritmeester (Snelboten Ned. Marine), Markus Dwinger (airgunner), Hartog Andriessen.

Hier speelden we geweldige voetbalwedstrijden. Zo versloegen we met een Nederlands team Sintra met 7-0. Hier werd ik ook geopereerd aan een breuk in het Franse ziekenhuis. Dit met het oog op het komende sol­datenleven in Engeland.
Vanuit Lissabon gingen we per schip naar Gibraltar. Van Gibraltar naar Plymouth, 7 dagen per schip.

Hendrik (Bron foto: J. Vet)

In Engeland werd ik instructeur/chauffeur Brenguncarrier. Ik heb generaal-majoor Hemmes nog ge­test.
Opnieuw werd ik door dr. Koch en Rit­meester aan dezelfde breuk geopereerd. Moest rusten, maar hier­van kwam niets terecht.
Met de reservetroepen ging ik naar Normandië en kwam eerder dan de rest van de Brigade aan. Daar werd ik toen meteen gehaald door luitenant Ter Haar voor driver Brenguncarr­ier. Op één van de carriers van de Verkenningsafdeling had hij maar twee man, maar er moesten er vier zijn. Ik ging dienstdoen voor twee... De luitenant had geen andere keus, hij kon ook geen ijzer met handen breken.
De carrier voor me bestond uit: Gerrit v.d. Kamp, Raymond Arnoti, Rudi Hemmes en J. Fraenkel. In mijn carrier: W. van Stockum, W. Fikke en ikzelf. Luitenant Ter Haar was wel de beste officier die ik ooit trof.
Bij regen werden we altijd nat. Het dekkleed van de carrier was name­lijk lek. Tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis was Van Stokkum ver­geten een nieuw aan te vragen. Dat hebben we dus in Normandië en later geweten: ik hield er chronische bronchitis aan over."

Na zijn pensioen verhuisde Hendrik naar Praia das Macas, vlakbij Sintra in Portugal. Hij overleed daar op 79-jarige leeftijd op 12 juli 1992.

Hendrik in jaren tachtig (Bron foto: J.Vet)
Terug naar de inhoud