Herinneringen van Hub Mouwen
Wolverhampton > Detachementen naar Suriname
KRUIMELS
ZIJN OOK BROOD - en - WAT HERINNERINGEN
door Hub Mouwen
Met "kruimels
zijn ook brood" wil o.a. gezegd zijn, dat, ook wij: J. Walhout - P. Pippel
- Janssen - H. Lissenberg en ondergetekende tot de Koninklijke
Nederlandse Brigade Prinses Irene behoorden; ook al hebben wij dan niet direct
de kastanjes mede uit het vuur gehaald. Omdat, naar mij
is verteld, over het doen en laten van die kruimels tijdens de oorlog, weinig of
niets bekend is bij het overgrote deel van de lezers
van dit blad, voldoe ik heel graag aan het verzoek, de spotlights ook eens op
die enkelingen te richten! Maar dan wel onder beding
dat u mij een mogelijke vergissing niet euvel duidt: It's all
so long ago!
Daar gaan we
dan weer, net als op 11 mei 1940 en de daarop volgende dagen. Voor een aantal
van u de bekende route: aanvankelijk per fiets naar Zeeland en
vandaar per gevorderde bussen en één vrachtwagen, via België door Frankrijk naar
Brest, waar we in de avonduren van 10 juni 1940
op een wat gammele schuit gingen en de daarop volgende nacht overstaken naar
Engeland, waar we de andere morgen allervriendelijkst werden ontvangen! Nadat
daar al vrij vlot een goed en tamelijk veilig onderkomen was gevonden, werd na
enige tijd t.w. op 16-8-1940 de
Compagnie Mobiele Marechaussee van de grond getild, waarbij wij met anderen
werden ingedeeld. Na veel or- en reorganiseren, w.o. een paar verhuizingen, werd
die Compagnie op 1-2-1941 omgedoopt tot Eskadron Pantserwagens. Niet zo lang
daarna werd de Prinses Irene Brigade opgericht. Vrij kort na het oprichten
daarvan, was er al sprake dat een Detachement Prinses Irene zou worden
uitgezonden naar...overzee... Zo heette dat veiligheidshalve! Doch dit
"geheimzinnige over zee" kwam de eer van goede opsporingsambtenaren net iets te
na en in vrijwel no time keken we er achter dat voor dat "overzee" Suriname moest worden gelezen! In mijn conduitestaat dan ook nog altijd
vermeld: Geëmbarkeerd met bestemming Suriname 14-10-1941. Geëscorteerd door twee
lege schepen, vier torpedobootjagers en een vliegdekschip met wat Spitfires aan boord, ging het de daarop volgende dag per, tot
troepentransportschip omgetoverde -de Pasteur - koers Halifax-Canada.
Gezegd werd
dat er naast ons Detachement nog zo'n 3 a 4.000 militairen aan boord van de
Pasteur waren. Maar ik had gedurende de toch nogal ruwe
zeereis, meer dan genoeg aan mezelf! Na een korte pauze in Halifax, o.a. voor
een totale verschoning en een goede maaltijd, die er nu wél
in bleef, ging het verder, hoewel niet per Pasteur, via de Bermuda's, Jamaica en
Georgetown naar Suriname, waar we - Deo Gratia
- op 20-11-41 werden gedebarkeerd.
Of wij in
Engeland al gepreordineerd waren om in Suriname M.P.-diensten te gaan
verrichten, dat is me nooit duidelijk geworden. Wel kwamen we er al vlot achter
dat, om meerdere redenen, het installeren van een Groep M.P.'ers in
Suriname zeer gewenst was. Dat wij daartoe de eerst aangewezene zouden zijn, was
ook wel duidelijk! Deden we aanvankelijk met het Detachement nog mee aan de
dagelijkse normale troependiensten, al vrij vlug werden de bokken van de schapen
gescheiden, m.a.w. werden wij afzonderlijk gekazerneerd; van enkele motoren en
een paar jeeps voorzien en overigens als M.P.'ers uitgedost. Zelfs werden we
beëdigd en aangesteld tot Buitengewoon Agent van Politie voor geheel Suriname
om, indien gewenst, ook tegen burgers te kunnen optreden. Aangevuld met de
sergeanten van de voormalige Politie Troepen: Storm, Gebuijs, Ditsel; Riemersma
en Schipper van het Irene Detachement en nog een tiental Surinaamse militairen,
startte, onder directe leiding van 'de Ownr. der Kon. Marechaussee Jan Walhout
en onder supervisie van de Garnizoenscommandant Suriname, aldus het toezichthoudend
en evt. corrigerende werk van de groep M.P. Suriname. Nu laat ik die hele
groep M.P.'ers - kortheidshalve - haar gewone dagelijkse werkzaamheden verrichten, die
u als oudgedienden zeker niet onbekend zullen zijn en ga op bescheiden voet
verder met het afwerken van mijn eigen Surinaamse repertoire, m.a.w. :
WAT
HERINNERINGEN:
Daar het niet
uitgesloten werd geacht dat het Duitse leger zou trachten de Surinaamse Bauxiet mijnen in handen te krijgen (het eindproduct van Bauxiet is hoogwaardige
aluminium, geliefd voor de bouw van vliegtuigen) moesten deze mijnen en de
fabriek worden bewaakt. Doch daartoe was -mede- nodig, dat de bewakers het in
de bush-bush van Suriname - rond de nederzettingen Moengo en Albina - de grens
tussen Suriname en Frans Guyana wordt gevormd door de rivier de Marowijne
- het zo lang mogelijk moesten zien te redden met zo weinig mogelijk aan
proviand, d.w.z. in het
uiterste geval. Verondersteld werd n.l. dat de Duitsers vanuit Frans
Guyana de Marowijne zouden oversteken om aldus die Bauxiet mijnen te
bezetten. Daarom trok onder leiding van een deskundige - de Surinaamse Luitenant
Van Oord - een aantal militairen - w.o. ondergetende - de Surinaamse oerwouden
in om in een goede week tijds te leren hoe en met wat men daar geruime tijd in
leven kon blijven, zonder van elders gefourageerd te worden. Tevens op welke
wijze en met het nuttigen van welke ingrediënten men zich spoedig naar
een andere wereld zou helpen. Behalve één soldaat die, waarschijnlijk door
doorstane angsten, tenslotte in een psychiatrische inrichting belandde, slaagden
de overigen cum laude.
Wel moet ook ik
bekennen me in de hoofdstad Paramaribo, meerdere nachten aangenamer verpoosd te
hebben, dan de nachten daar in die bush-bush.
Gelukkig zijn de Duitsers nooit gekomen, ergo neem ik aan m'n toen opgedane
botanische kennis nu wel rustig te mogen vergeten. Heel ander chapiter: Op het
zelfde moment dat Nederland in oorlog was met Duitsland, was dat ook Suriname.
Nu waren er in Suriname nogal wat Duitse onderdanen-zakenlieden gevestigd,
die - en al weer heel ver van de bewoonde wereld - vrij kort na aanvang van de
oorlog, werden geïnterneerd in Suriname. Ik meen me te herinneren zo'n kleine
300 lieden. Van dit kamp was ik ongeveer 2 jaar kamp-Commandant. Het kamp was
serieus als zodanig ingericht en werd bewaakt door een 30-tal Surinaamse
Militairen. Het geheel stond onder supervisie van de Hollandse-Canadese
Kapitein Snoek. Omdat zo eind 1943, begin 1944. het Detachement Prinses Irene
zou worden teruggeplaatst van Suriname naar Engeland, werd ik van dat Co.
ontheven en -mede- door ook het vertrek van Walhout, aangewezen als Commandant. van de
groep M.P. Paranthese: Ook was ik nog een paar maanden commandant. van een ander - een
wat dubieus - interneringskamp, dat gevestigd was op Nieuw-Amsterdam in
Suriname. Wat voor soort lieden daar achter prikkeldraad zaten, is me nooit
duidelijk geworden. Boze tongen beweerden dat het een stelletje oproerkraaiers
waren uit ons voormalig Nederlands-Indië en dat zelfs een neef van Douwes Dekker zich onder hen
bevond. Hoe het naar Engeland overgeplaatste Detachement verder is vergaan; ik
weet het niet. Wel is me bekend dat J. Walhout kort na terugkeer in Nederland,
na de oorlog is overleden; dat Pippel en Janssen hun tijd nog hebben uitgediend
als Commandant. van een Brigade Kon. Marechaussee; dat Schipper voor zover bekend is
achtergebleven in Suriname; doch hoe het Storm, Gebuys, Ditsel en Riemersma is
vergaan en vergaat, daar heb ik geen notie van.
Zelf werd ik
per 25-4-1946 teruggeplaatst naar Nederland en vertrok derwaarts, via Madeira,
waar een goed wijntje werd geschonken, per S.S. Maaskerk op 7-5-1946. Ik zette na
vijf jaar voor het eerst weer voet op eigen bodem te Amsterdam op 28-5-1946. Na
wat verlof werd ik op 1-7-1946 herplaatst bij het Wapen der Kon.Marechaussee, met
standplaats Dordrecht. Na daarna wat kortere of wat langere tijd te hebben
gediend op de Brigades: Rotterdam, Hoek van Holland, Breda, Tilburg en Staf Kon.
Marechaussee te Den Haag, niet precies in deze volgorde, werd ik tenslotte Commandant
van de Brigade
Baarle Nassau. Doch ook dit duurde niet zo lang, want al na een paar jaar werd
het Apeldoorn; Depot Kon. Marechaussee, waar ik werd ingezet als Instructeur
aan de Wapenschool - opleiding Marechaussees en Onderofficieren. En voor de
zoveelste keer moet ik constateren dat ook dit maar een
paar jaar duurde - helaas!
Een controverse
- tussen de toenmalige -inmiddels overleden - Majoor Mr. Falkenburg en de - van
de Politie Troepen afkomstige - toenmalige Depotcommadant, Kolonel Pol - met als
inzet van de zijde van Pol - die, zelfs al oudere instructeurs, moeten nodig
worden omgeschoold en geschikt gemaakt voor de actieve velddienst, deed me
besluiten ontslag te vragen bij het Wapen. Op 1-1-1960 werd me dat Eervol
verleend. Reeds voorbereid, trad ik nog diezelfde dag in dienst bij de P.T.T.
te Arnhem als veiligheidsambtenaar en verbleef daar als zodanig tot 1-12-1976,
toen er definitief
een punt werd gezet achter de mijns inziens toch wel enerverende loopbaan van
ondergetekende.
Tenslotte kwam ik tijdens een 12 weken durend verblijf in een duur hotel op Trinidad en Tabago diezelfde soldaat tegen, die na ons verblijf in de bush-bush van Suriname - zie hierboven - in een psychiatrische inrichting belandde.
Tenslotte kwam ik tijdens een 12 weken durend verblijf in een duur hotel op Trinidad en Tabago diezelfde soldaat tegen, die na ons verblijf in de bush-bush van Suriname - zie hierboven - in een psychiatrische inrichting belandde.
In de
Vaandeldrager