J. Hoogland - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

J. Hoogland

Erelijst gesneuvelden > Namenlijst slachtoffers Indië
Achternaam: Hoogland
Voornamen: Jan
Voorletters: J.
Rang: Res.Tlt.7e Det.Zd.Afrika Kon.Ned.Brig.Prinses Irene
Mil. onderdeel: KL.
Geboorteplaats: Broek op Langedijk
Geboortedatum: 22-04-1915
Overlijdensplaats: Nrd. Atl. Oceaan a/b m.s. Abosso II
Overlijdensdatum: 29-10-1942
Gedenkplaats: Zeemansgraf
Gedenkboek: 38
Bron: www.ogs.nl

De ouders van  Jan Hoogland waren Arie Hoogland (1890-1949) en Hermina Ploeg (1890-1969). Ze  trouwden op 27 mei 1914 te Broek op Langendijk. Ze kregen samen zeven kinderen:  w.o. Jan (1915-1942), Trijntje (1921-1982), Hermina (1925-2005) en Arie (*1930).
Jan was de  oudste van een gezin van zeven kinderen. Hij was bij zijn geboorte maar drie  pond en kwam in een couveuse terecht. Dat was in die tijd een glazen kistje op  een verhoging, warm gehouden door enkele kruiken. Hij redde het, maar zijn  zwakke gezondheid zou zijn hele leven een probleem blijven.
Na de lagere school, werkte hij tot zijn zestiende bij een tuinbouwer.  's  Avonds volgde hij les bij een onderwijzer en deed ook nog een cursus voor  marconist. Zijn gezondheid bleef hem parten spelen en tussen zijn zestiende en  achttiende jaar was hij door een nierziekte twee jaar aan bed gekluisterd.  Desondanks werd hij goedgekeurd voor militaire dienst en opgeleid als marconist.  Hierna kwam hij bij de grote vaart richting Oostzee terecht.
Tijdens de  mobilisatie van Nederland in september 1939 werd hij geplaatst in Fort IJmuiden.  Begin mei 1940 bezocht hij per motor nog even zijn familie in Broek op Langedijk  en zwaaide vrolijk naar iedereen toen hij wegreed. Niemand besefte toen dat het  de laatste keer was dat ze hem zagen.

Jan  Hoogland (Bron: Toevallig gevallen van Arie Kaan)  


Staande rechts Jan op 19 juli 1940 met een vriend (Bron: Toevallig gevallen van  Arie Kaan)
   
Op 14 mei  moesten in IJmuiden 1000 Duitse krijgsgevangenen naar Engeland worden  overgebracht. Jan Hoogland was één van hun begeleiders  op het gevorderde schip ‘De Tesselstroom’, waarvan de kapitein pas na het lezen van de officiële papieren en de dreiging uit de loop van een vuurwapen bereid was zijn boot onmiddellijk vertrekklaar te maken. Zo werd het vrachtschip volgestouwd met Duitsers en zette het koers richting  Engeland. Het bewakend personeel dat bovendeks de wacht hield, bestond uit 17  personen, w.o. ook  Bert van  der Haas.

Op zee werd men geconfronteerd met de harde werkelijkheid van de oorlog: allereerst kwam er een vijandelijk vliegtuig laag over scheren onderwijl het schip beschietend. Bij deze aanval viel een dode en raakte Jan  gewond aan zijn rug. Na enige tijd verdween het vliegtuig en al snel bleek waarom: een duikboot nam de aanvallende taak over. Om aan de dodelijke torpedo’s te ontkomen, ging de kapitein over op een zigzag koers. Naar later bleek is men op  deze wijze, onwetend van het gevaar, zonder kleerscheuren door twee mijnenvelden  gevaren.
Op 15 mei kwam ‘De Tesselstroom’ in Dover aan, maar de Engelandvaarders mochten  niet meteen van boord, omdat eerst uitgezocht moest worden wie zij waren. Toen  zij eindelijk aan land mochten, werden zij naar de Patriotic school in Londen gebracht, waar  zij zeer grondig werden ondervraagd en permanent onder bewaking stonden. De mannen die hun leven hadden gewaagd om  gevangen Duitsers naar Engeland over te brengen, werden nu zelf ingeboekt als krijgsgevangenen.

Jan werd bij de Nederlandse Troepen in Porthcawl ingedeeld. Hier werd hij belast met de bewaking van het vliegveld in Cardiff. Bij het uitgaan leerde hij Aurian kennen, waarmee hij in augustus 1941 trouwde. Zijn familie heeft daar nooit weet van gehad, want die kreeg via het  Rode Kruis in juni 1941 het laatste levensteken van hem.

Via Congelton kwam Jan in Wrottesley Park te Wolverhampton terecht. Hier rondde hij met succes een parachutisten- en officiersopleiding af en meldde zich daarna  voor uitzending naar Nederlands-Indie.

In het boekje Oorlogsgraf in de golven beschrijft Tine Hoogland in 1965 vrij gedetailleerd het  leven van haar broer Jan.
Hieronder een brief van een vriend van Jan uit Zuid-Afrika aan de familie van Jan Hoogland:

3 april 1946.
Morgenrood, Pinelands, Zuid-Afrika

Geachte meneer en mevrouw,

Na lange tijd wachten zijn de foto's eindelijk klaar van  uw zoon. Indien u dat wenst, kan ik er ook een vergroting van laten maken, maar  dan wel liefst spoedig, want door de oorlog zitten we ook schaars in  fotomateriaal. Die vergroting had Jan ook en die was prachtig.
In dank heb ik uw brief ontvangen. Ik loop al sinds de  bevrijding van Holland met het plan rond u te schrijven, maar had de moed er  niet voor. Doch nu kan ik een zware last van mij afwerpen. Verder bied ik u ook,  en namens mijn vrouw, onze condoleance aan. Hieronder laat ik u in het kort  weten hoe we Jan hebben leren kennen. In juli '42 kwam ik met mijn vrouw en  Mollie Visser in de Hollandse Club. Daar maakten we kennis met Jan, we vonden  hem direct sympathiek en hij gaf een correcte indruk. Hij vertelde dat hij een  poosje in Kaapstad moest blijven. Hij kwam nu terug van Brits Indië en hoopte  hiervan dan weer terug te keren naar Engeland. Hij was toen Holland werd binnen  gevallen, nog in de Haarlemmerhout aan het vechten geweest.
Toen Holland capituleerde is hij vanuit IJmuiden  vrijwillig meegegaan als escorte van Duitse krijgsgevangenen. In Engeland is hij  toen opgeleid voor parachutist. Ook heeft hij daar Aurian ontmoet, die later  zijn vrouw is geworden. Toen ons Indië in oorlog kwam moest hij daar heen, maar  is niet verder gekomen dan Colombo. Na een kort verblijf aldaar, keerden ze  terug richting Europa, maar deden eerst Kaapstad aan, alwaar ik Jan dan leerde  kennen. Meteen heb ik toen een afspraak met hem gemaakt voor de volgende  zaterdag, om hem de omgeving van Kaapstad te laten zien. We hadden toen nog niet zo'n gebrek aan benzine. Hij heeft toen buitengewoon genoten van die rit. Daarna  heeft hij uitstel gekregen voor zijn vertrek naar Engeland, want hij moest zijn  amandelen laten wegnemen. Vier dagen is hij daarvoor in het hospitaal geweest. Onderhand leerde ik Jan kennen als een beste vriend. Het was een pracht kerel, vrolijk, correct, zakelijk en betrouwbaar. Hij was een man waarvoor ieder door  het vuur zou gaan.
Onderhand werd het bekend dat Jan het ondercommando over het 7de contigent Nederlanders zou hebben, dat hier uit Kaapstad zou vertrekken. Daar ging dus weer een tijd mee heen.
Jan was ondertussen een soort lid van ons gezin geworden. Hij was bijna altijd bij ons, we hebben menige vrolijke avond aan hem te danken, want hij was een  goed verteller.
Het was mij altijd een genoegen Jan zo echt huiselijk hij de haard te zien  zitten. Hij had allerlei verhalen over Holland en Engeland. Vooral over de tijd  dat hij op zee was en veel vertelde van zijn ouders en van zijn vrouw. Ja, hij  was een zeer geziene figuur bij ons, er ging veel invloed van zijn persoon uit.  Hij heeft herhaaldelijk gevraagd u en zijn vrouw te schrijven, als er iets verkeerd zou gaan. Jan zijn vrouw heb ik ook geschreven en foto’s gestuurd.
Wat de naam van het schip aangaat kan ik u niet inlichten. Ik heb hem zelf aan boord gebracht, maar namen van schepen waren in die dagen niet bekend. Het schip  is in de Ierse Zee vergaan. Er zijn nog overlevenden, maar niet hier. Waarschijnlijk zou het Nederlands consulaat van Kaapstad of Londen u kunnen  inlichten.
Ik ben er zeker van dat Jan als een held is heengegaan. God heeft Hem tot zich genomen. Al is het voor ons begrip toch te vroeg geweest. Moge hij in vrede  rusten.
Nu, geachte meneer en mevrouw, zo heb ik u dan het één en ander verteld; mocht u  meer willen weten, dan zal ik met liefde weer antwoorden.

Hoogachtend,
Filip Buining.

Vervolgens een brief van zijn vrouw Aurian aan haar  schoonfamilie in Nederland:

Lieve vader, moeder en allen,

Ik was gister erg blij uw brief te ontvangen. Ofschoon  ik hem niet kon lezen, daar hij in het Hollands is geschreven. Hoe dan ook, een  Hollandse piloot landde op mijn station en kon er iets van vertalen, hoewel hij  niet goed Engels kon spreken.
Ik heb nu de brief aan de vrouw van één van Jan zijn vrienden gezonden, die hem naar ik hoop goed zal vertalen. Dit zal een lange  brief worden, zodat u niet ontevreden hoeft te zijn. Eerst een weinig over  mezelf, en dan hoop ik uw vragen te beantwoorden.
Ik zal morgen 9 oktober 1945 23 jaar worden. Ik ben geboren in Australië, maar verliet dit land voor ik één jaar oud was. Mijn  ouders gingen toen terug naar Cardiff. Ik heb drie halfzusters en één halfbroer,  maar ze zijn allen veel ouder dan ik. Mijn ouders zijn boven de 60 jaar.
Ik ben veel alleen geweest. Toen de oorlog verklaard  werd, ging ik van de Hogere School af en nam dienst bij het Vrouwelijk Hulpkorps  van de Landmacht. Zo ontmoette ik Jan op één van mijn laatste verlofdagen. En  een paar maanden later werd ik gestationeerd op hetzelfde RAF-kamp, waar Jan ook  werkte.
Wij hadden bijna één jaar verkering en toen trouwden we  in Cardiff op 26 augustus 1941. Nadat we getrouwd waren, waren we niet veel bij  elkaar. Tweemaal 14 dagen verlof samen, en een paar ongelijke weekends.
Jan was toen in Wolverhampton, en ik was op een RAF- kamp in Zuid-Wales. Om deze tijd werd Jan 2e Luitenant, en wij beiden waren erg  trots. Maar natuurlijk heb ik u de foto's van hem in zijn uniform gezonden.
Jan werd naar overzee gecommandeerd in december 1941 en  voer op 4 januari 1942 af naar Java. We probeerden alles om samen te blijven,  zijn zelfs naar Londen geweest naar de minister van Koloniën, om te vragen of ik niet mee kon, maar het was onmogelijk. De boot bereikte Java nooit, daar de  Jappen het eiland genomen hadden. Daarom gingen ze naar Ceylon en waarschijnlijk daarna naar Brits- Indië. Toen weer naar Ceylon en daar vandaan werd de terugreis naar Engeland ondernomen. Maar ze kwamen eerst in Kaapstad aan en daar moest Jan naar het hospitaal om zijn amandelen eruit te laten nemen. Hij bleef in Kaapstad een paar maanden en voer af 7 oktober 1942
Het schip werd korte tijd later getorpedeerd, en sedertdien is er niets meer van vernomen. Er waren enige overlevenden, maar zij  wisten slechts weinig. Jan heeft voor mij ook een afscheidsbrief geschreven, welke ik heb ontvangen. Het is dat het naar voor u was om te horen, dat ik weer hertrouwd was. Maar mijn tweede echtgenoot is verongelukt bij een raid op Frankfort. Hij is begraven in de Elzas in Frankrijk. Jan en ik hebben nooit een huis gehad, omdat we beiden onder dienst waren.
Wist u, dat Jan gewond was op de over- tocht van Holland naar Engeland? Hij was  aangeschoten in zijn rug, maar na enige tijd in het hospitaal te zijn geweest, was hij weer goed in orde.
Is er nog kans op dat zijn broers naar hier overkomen? Om hier voor het Leger getraind te worden? Omdat hier nog steeds Hollanders komen.
De foto's waren zeer welkom, heeft u er nog één van de hele familie samen? En heeft u nog een foto van Jan van vroeger? Ik heb niets,  want Jan had alles mee waar we samen opstonden. Wanneer er nog vragen zijn, zal ik die beantwoorden, als de brief terug komt, van Mevrouw Post. Wilt u spoedig  schrijven,

Uw allerliefste,
Aurian.
Als laatste een indrukwekkende afscheidsbrief van Jan  Hoogland aan zijn familie:
Royal Netherlands Brigade
'Princess Irene'
Officers Mess I
Wrotterley Park, Wolverhampton
3 januari 1942
Lieve vader en moeder, broers en zusters,

Ik hoop dat jullie deze brief nooit ontvangen, want dat  zal dan betekenen dat ik mijn leven gegeven heb voor mijn vaderland, zoals reeds  zovelen voor mij gedaan hebben. Maar dat is niet erg en de zaak waarvoor we strijden waardig.
Ik ben erg gelukkig geweest en heb de officiersopleiding gevolgd, en ben nu al bijna een half jaar 2e luitenant. Verder ben ik getrouwd,  we zijn erg gelukkig, maar we hebben het beiden moeilijk, daar ik a.s. dinsdag wegga. Ik ben één van de velen van de Nederlandse Troepen in Engeland, die  overgeplaatst zijn om in Ned. Indië tegen de Japanners te vechten.
We gaan met een Nederlands troepenschip, één van onze  passagiersschepen, en zullen ongeveer 10 weken werk hebben. Ik ben niet bang om  te vallen, maar ik wil zo erg graag leven, want ik ben zo gelukkig met mijn  vrouw. Maar één ding weet ik, als mijn laatste ogenblik daar is, dat ik me  overgeef aan de Genade van God. Ik heb niet meer zoveel te vertellen als  vroeger, en niet meer zo'n grote mond in godsdienstige dingen. Ik ben de zondaar  en daar zijn alleen Gods uitgestrekte Vaderarmen. Doe iedereen de groeten, de heel familie en al mijn vrienden, en als mijn vrouw er het leven afbrengt, dan  zult u haar zien. Ze zal pensioen ontvangen en geldelijk geen zorgen hebben Nu vader en moeder, een zoen van uw zoon, broers en zusters hetzelfde.
Bedankt voor alles wat u voor mij deed. Ik heb gedaan wat ik kon voor mijn vaderland en ons Rijk overzee.
Uw zoon en broeder voor de laatste maal.

Jan

Wees niet te bedroefd over me, maar wees een beetje  trots.
 
Wat gebeurde er  precies in Colombo?
Ltn. Jan Hoogland
Van het detachement dat bestond uit 20 officieren en 137 onderofficieren, korporaals en  manschappen, werden inderdaad 2 sergeants en 2 dienstplichtigen afgekeurd voor tropendienst. De luitenant Jan Hoogland werd echter óók afgekeurd voor deze dienst.  Voor hem werd een passende baan gevonden in de haven van Trincomallec.
De luitenant  diende echter een rekwest in bij de majoor van het K.N.I.L. F. Mollinger om toch te worden teruggezonden naar Engeland. Hij voerde hiervoor  diverse redenen aan, die voor de Bevelhebber Strijdkrachten in het Oosten  aannemelijk genoeg waren om zijn verzoek in te willigen.
Op l augustus  1942 vertrok Jan Hoogland met zijn detachement, bestaande uit 5 personen, naar Kaapstad. Daar aangekomen, werd het groepje ingedeeld bij het 6de detachement  Zuid-Afrikanen dat op het punt stond  te vertrekken.
Dit 6de detachement, onder leiding van de 1ste luitenant J.H.A. Thomas, vertrok  op 5 september 1942. aan boord van s.s. "Stratheden". Met de 54 Zuid-Afrikaanse  vrijwilligers reisden ook de 4 Brigade-milltairen. Alleen luitenant  Hoogland was niet aan boord. Een  week later ontving men in Engeland bericht dat hij in Kaapstad was achtergebleven  wegens ziekte.
Op 8 oktober  1942 ging Hoogland aan boord van s.s. "Abosso II", samen met de  vrijwilligers van het 7de Zuid-Afrikaanse  detachement. Het detachement  bestond uit l officier, de luitenant W.M. Reuhl, en 49 onderofficieren, korporaals en manschappen.
De volgende dag  verzond hij een telegram aan zijn schoonmoeder, mevrouw E. France, waarin hij  haar feliciteerde met de 20ste verjaardag van haar dochter. Dezelfde dag werd het schip getorpedeerd  en kwam vrijwel de gehele bemanning om het leven.
 
Herinnering aan  Jan Hoogland
Door: Jhr. G.  Beelaerts van Blokland
Ik was destijds officier bij het Oost-Indië-detachement en kende luitenant Hoogland bijzonder goed. Mijn herinnering: Het was januari 1942. De vorige dag waren wij uitgevaren van Greenock. Jan (Hoogland) en ik  stonden op het dek van H.M.S. Colombia die zich met de andere schepen van ons konvooi, zwaar stampend, door de storm werkten die in het St.Davids Channel (tussen  Schotland en Ierland) woedde.
Ineens zei Jan: "Bee (zo werd ik altijd genoemd), je weet dat ik voor hel noch duivel bang ben.  Haar deze tocht bevalt mij niet." Dat Jan voor niets bang was wisten wij wel. Vóór de Duitse inval had hij voor de inlichtingendienst gewerkt en een gevaarlijke opdracht in Duitsland uitgevoerd. Bij het overbrengen van Duitse  krijgsgevangenen was hij gewond door vuur van Duitse vliegtuigen. Zo bleef hij in Engeland.
Later als officier was hij onovertroffen wanneer het er om ging per motorfiets door ruw  terrein te rijden. Jan was inderdaad bang voor niets. Ik was dus verbaasd,  haalde mijn schouders op en zei: "Wij zitten allemaal in hetzelfde schuitje en  wij weten allemaal dat de kans niet groot is zonder schade terug te komen. Ik geloof dan ook dat het zo gek niet was dat ik vóór mijn vertrek mijn testament heb gemaakt. Wij zitten in het schuitje en varen rustig mee. Misschien loopt het  allemaal wel los.'
Later heb ik mij wel afgevraagd of Jan toen al in een "dal der schaduwen des doods" verkeerde. Zoiets bemerk je meestal achteraf en op het ogenblik zelf loop je er overheen.
Wij hadden een goede reis naar Ceylon met een gezellige en vrij wilde onderbreking in Kaapstad. In Colombo zagen wij als het ware de wrakstukken van ons trotse imperium in de Oost aanspoelen, in de vorm van schepen met vluchtelingen en marineschepen die de wijk hadden moeten nemen.
Na enige tijd  werd besloten het Korps "Insulinde" zoals wij werden aangeduid naar Saugor in Centraal Indië te dirigeren voor het volgen van opleiding voor "commandotroepen".
Jan was ondertussen gaan sukkelen zijn gezondheid. Hij was lusteloos zonder echt ziek te zijn. Hij leed aan hoge bloeddruk. Dat is een kwaal die dienst in vochtige  tropenlanden onmogelijk maakt. De Britten hadden zelfs de gewoonte om 10% extra officieren en manschappen mee te nemen naar de tropen om de te verwachten verliezen aan deze kwaal goed te maken.
Op een zondag besloten Hendriks en ik naar de kerk in Saugor te gaan. Jan wilde toen mee en hij was uiteraard welkom. Wij fietsten 's middags samen naar de kerk.
Kort daarop werd ik overgeplaatst in Ceylon om het kamp voor ons Korps op orde te maken. Jan  bleef in Saugo achter.
Begin juli ontmoette ik hem weer in  Colombo aan boord van de Plancius, een KPM-boot die dienst  deed als logementschip voor de Nederlandse eenheden in Ceylon. Jan was afgekeurd voor dienst in de tropen. Hij was ook opgelucht de warme landen te mogen verlaten. Een Indiase waarzegger had hem voorspeld dat hij in de maand augustus naar Engeland zou vertrekken.
Dat gaf hem moed. Ik lachte om die voorspelling. De voorspellers hadden de gewoonte iedere Engelsman te voorspellen dat hij vóór Kerstmis terug zou zijn in Engeland. Dat  leverde het orakel altijd een goeie bakshish van het willige slachtoffer op. Bovendien wist ik dat H. Ms. Sumatra waar Jan zich op moest inschepen op 20 juli moest vertrekken.
Op 20 juli aten wij gezamenlijk ons middagmaal op de Plancius. Daarna vertrok Jan met de laatste  sloep naar de "Sum" die om 4 uur zou vertrekken.
Ik bleef achter en stond te kijken naar de "Sum". Maar..... vlak vóór 4 uur ging de statietrap naar beneden. Er werd een sloep gestreken. Een aantal personen stapten in en de sloep zette koers naar de Plancius. Daar kwam Jan terug ! Ik riep of de jenever op de "Sum" op was, maar Jan vond dat niet grappig, met een doodernstig gezicht  zei hij: "De waarzegger had toch gelijk. Het vertrek is uitgesteld tot 2  augustus." Ik heb nooit geweten of die waarzegger niet nog iets had gezegd dat Jan verborgen wilde houden. Jan's ernst doet die vraag wel rijzen, maar niemand weet het.
Gedurende de  volgende 14 dagen zagen we elkaar geregeld. Het was gezellig, maar Jan kon gewoon zijn draai niet vinden. Op 2 augustus, de verjaardag van Koningin Emma, namen wij weer afscheid. En nu voorgoed. Het volgende dat ik van Jan hoorde, was dat hij in de Straat van Mozambique een lelijke keelontsteking had opgelopen en dat hij in Simonsstad was ontscheept om in een hospitaal te worden opgenomen. De  "Sum" ging verder, maar zonder Jan.
Het volgende  bericht was dat van een ramp. Het schip, de Abosso II, waarop 68 Nederlandse  rekruten met Jan  en twee andere officieren (o.a. Reuhl) en een complete onderzeebootbemanning  onder commando van de Kt.Lt. t/z Coumou, was bij zwaar weer op 500 mijl van Engeland getorpedeerd. Alleen de kleinste sloep, die van de stuurmansleerling, waarin Coumou met een aantal anderen zaten, was in Engeland aangekomen. Coumou had - zo is mij later verteld - de stuurmansleerling van het roer weggetrapt en had de leiding in handen genomen. Allen die in de grotere boten  zaten, kwamen om. Dat was het einde van Jan Hoogland.
Mijn vriend Van Swinderen, die toentertijd consul in Kaapstad was, vertelde mij later nog de volgende bijzonderheid over deze tragedie:"Ik heb altijd zelf de schepen uitgezocht waarin groepen Nederlanders zouden worden vervoerd. Dit is de enige keer geweest dat ik het niet zelf deed, omdat ik enkele dagen afwezig was. Daar zal je dan zoiets gebeuren!"
Voor mij betekende die ramp o.a. het verlies van een vriend: Jan Hoogland.

Met dank dank familie Hoogland en Dick Kaas
Terug naar de inhoud