J.H. Worms - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

J.H. Worms

Erelijst gesneuvelden > Namenlijst slachtoffers VK
Achternaam: Worms
Voornamen: Johannes Hubertus
Voorletters: J.H.
Rang: Sold.
Mil. onderdeel: Ned.Tr.Engeland
Geboorteplaats: Urmond
Geboortedatum: 21-06-1915
Overlijdensplaats: Birmingham, Warwickshire
Overlijdensdatum: 15-11-1944
Begraafplaats: Borough Cemetery te Wolverhampton
Gemeente: Wolverhampton  
Provincie: Staffordshire
Land: Verenigd Koninkrijk
Vak: WP
Nummer: 44

Bron foto grafsteen: OGS

De ouders van Jan waren Johannes Martinus Worms (1883-1946) en Cornelia Wenmakers (1882-1960). Ze trouwden in 1911 en kregen in Berg aan de Maas (gem. Urmond) samen vijf kinderen:
  • Maria Louisa (1912-1998), getrouwd met Johannes Hubertus Meulenberg (1904-1990)
  • Johannes Hendrikus "Harrie" (1913-1990), getrouwd met Anna Cremers (1919-2010)
  • Johannes "Jan" Hubertus (1915-1944),
  • Maria Elisabeth (1917-2012), in 1942 getrouwd met  Zef van Mulken
  • Eugene Johannes (1919-1992) en Maria Mechtildis (1919-1920)

Een van de zijden van  het oorlogsmonument in Berg aan de Maas met daarop de naam van Jan Worms

Jan was verloofd met Catharina Trinke Strijkers.
Soldaat Jan Worms kwam in 1940 met een militair transport aan in Engeland. Hij had zich ingescheept  in Duinkerken en leed onderweg schipbreuk, doordat de Duitsers de boot bombardeerden. Een vriend van hem ging terug met een sloep en overleefde. Jan stapte op een andere boot over en bereikte Engeland.

Op 15 november 1944 is Jan op 29-jarige leeftijd in het Queen Elisabeth ziekenhuis te Birmingham overleden aan een slopende ziekte.

In een oude Vaandeldrager wordt hij als volgt gememoreerd:

Professionele insubordinatie


Voor een plezierreiziger is er in Wales heel wat aardigs te zien: neem alleen maar dat vriendelijke stadje Holyhead op het eiland Anglesey. Voor een soldaat daarentegen is het niet wat je noemt: om met een mitrailleur op je schouder de berg Snowdon te bestij­gen — voor één die in de Schepping gelooft: ik ben ervan overtuigd dat die berg niet daarvoor geschapen is. En dan nog onderweg-­naar-boven geregeld met scherp beschoten te worden.
 
Geen wonder dat er rugklachten kwamen. Southstack, ons kamp nabij de vuurtoren van Anglesey, werd eens per week door een kamparts van Wrottesley Park bezocht. Als opgeleide masseur had ik weleens hier en daar bij vrienden pijnen verlicht, maar nu werd het een ambtelijke opdracht. In alle bescheidenheid meende ik dat ik daarvoor een rang moest hebben: of een soldaat op zijn zolen staat of op zijn rug ligt, "draaiom!" is een bevel. Die vlieger ging niet op. Toen was het een kwestie van waar en wanneer; een behan­delkamer was er niet, dus dan maar op het bed van de patiënt en na de dienst in de tijd-niet-op-het-rooster.
 
Zekere gevallen komen niet voor massage in aanmerking. Het mag niet eens. Geleerd gezegd: contra-indicaties. Op grond daarvan was 't gebiedend soldaat Worms niet verder te behandelen. En 'n ruzie niet de luitenant: of ik wel degelijk besefte dat ik levenslang naar Schotland gestuurd kon worden, enz.
 
Al die dreigementen hielpen niets: ik hield voet hij stuk.
 
Eerst maar zien wat de dokter zegt wanneer hij ons kamp weer bezoekt.
 
De doctor trok zijn schouders op alsof ik van lorretje gepikt was. Worms werd op aspirine getrakteerd, maar hoefde —op mijn aanbe­veling — toch niet meer aan die zware oefeningen deel te nemen. En zo werden we nagewuifd door Worms-met-de-zere-rug, het aard­appelmesje in de knuist. Wij op een nachtoefening in de dreven van Wales, op bergen en in dalen, oefeningen gevolg door en ontbijt-­in-het-duister ...
 
Bij een van die gelegenheden moest een Engelse generaal toch eens even komen inspecteren wat die Hollanders uit­voerden. Hij vroeg onze kolonel waarmee we gevoerd wer­den, waarop deze antwoordde: "I think the boys eat 'pep' now."
 
Praat van pep: het was wel dezelfde kolonel, maar of het dezelfde Engelse generaal was — wie zal het zeggen? Kampinspectie. Bij de wacht moest het geweer natuurlijk weer gepresenteerd worden. De welgeschapen jongen die dat moest doen, was uit Canada gekomen. Sprak geen woord Nederlands. Maar presenteren kon hij. Dat wel. En dat deed hij z6 aardig, dat de generaal hem daarvoor wilde prijzen. Dat had de arme jongen niet verwacht. Van pure verlegenheid kon hij er, vooral vanachter dat geweer, geen woord uitbrengen. Gelukkig kwam de kolonel hem te hulp met: "I think he is too decent to speak English!"
 
En wat van mijn vriendje Worms? Later, in een tentenkamp werd het steeds erger. Elke keer drong ik erop aan dat hij zich 's ochtends vroeg op het ziekenrapport moest melden. Elke keer kwam hij maar weer terug met een paar aspirientjes. Eens had hij geluk: er was toevallig een Engelse medische inspecteur. 'n Hoge Piet. Worms had zijn tabletjes al in de hand, toen die generaal de dienst­doende dokter vroeg om die patiënt terug te roepen. Na een kort­stondig onderzoek was het meteen "haast-je, rep-je" geblazen. Gauw die paar persoonlijke spulletjes inpakken, gauw in de zie­kenauto, gauw in een ziekenhuis opgenomen.
 
De kameraden hadden Worms niet meer gezien. In het najaar, tij­dens een paar dagen verlof in Londen heb ik hem 'n keer bezocht. Met een mandje appelen. Of hij die allemaal opgegeten heeft? ... Kort daarna is hij overleden
in het Ro­de Kruis Hospitaal.
Al de aspirientjes ten spijt en eenzaam en verlaten. Ver van het bronsgroen eikenhout van Limburgs dierbaar oord. waarnaar hij zo verlangde.
 
Van een san-manager te Wolverhampton, wiens zoon arts was in het Q.E.-hospital, vernam ik dat Worms erns­tig ziek was en weinig of geen bezoek van landgenoten ontving, zulks tot verbazing en ontstemming van de arts. Als Nederlander schaamde ik mij wel een beetje om e.e.a. via die weg te vernemen.
 
Werkzaam zijnde bij de vaste kampstaf in Wrottesley Park verzocht ik de Depot Commandant onmiddellijk of ik Worms mocht bezoeken, zulks met gebruikmaking van een rijksvoertuig. Na een aanvankelijke weigering werd zulks toegestaan, onder voorwaarde dat het een 'dienstreis' in eigen tijd moest zijn. Worms had nl. een paar weken soldij te goed die ik hem kon overhandigen en de Welfare Officer gaf een kleinigheid om fruit te ko­pen.
 
Aldus begaf ik mij per 15 Cwt Truck en in gezelschap van de S/M Jan Minet op een zaterdagmiddag naar Bir­mingham. Worms was kennelijk verrukt met ons bezoek. Bij ons vertrek deelde een Nederlandse verpleegster ons in vertrouwen mede dat Worms aan kanker leed en der­halve ongeneeslijk ziek was.
 
Enkele dagen later had ik wederom de gelegenheid om hem te bezoeken. Hij was toen erg verzwakt en verzocht mij, een briefje te schrijven aan zijn meisje in Limburg. Een paar dagen later kwam het einde. Worms werd ter aarde besteld op de begraafplaats aan de Jeffcock Road te Wolverhampton, alwaar in totaal 23 Nederlandse mili­tairen hun laatste rustplaats vonden. Zoals gebruikelijk. vond de begrafenis plaats met militaire eer, uiteraard zonder aanwezigheid van familie of vrienden uit Neder­land. Alleen de zuidelijke provincies waren toen bevrijd. Op verzoek van de plaatselijke Pastoor informeerde de verloofde van Worms naar de mogelijkheid om het li­chaam te laten balsemen en later te begraven in zijn ge­boorteplaats Berg a/d Maas, gemeente Urmond (L.). De ingewikkelde procedure en hoge kosten vormden een be­letsel om dit plan uit te voeren.

                                                                       Begrafenis Jan Worms te Wolverhampton                                                     4e van links Leo Verkoelen uit het Limburgse Hunsel
         
Bezoek van zijn familie aan zijn graf in 1959
 
 
Het oorlogsmonument op de begraafplaats van  Berg aan de Maas


Terug naar de inhoud