Jan Zwetsloot (Stoottroeper) - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Jan Zwetsloot (Stoottroeper)

Biografieën oud-leden
Joannes “Jan” Theodorus Petrus Canisius Zwetsloot wordt geboren op 18 oktober 1925 in Baarn. Zijn ouders zijn journalist Johannes Zwetsloot uit Warmond en Maria Pulles uit Waalwijk. Ze trouwen in 1914 en krijgen samen acht kinderen: Corry, Ria, Bep, Hugo, Joke, Tom, Jan en Ad.
Johannes werkt eerst als journalist bij De Voorhoede in Leiden. Hier worden ook zijn eerste drie kinderen geboren. Daarna werkt hij bij dagblad Het Centrum in Utrecht, waar hij het Stadnieuws verzorgt. Het gezin woont eerst in Baarn en daarna kort in Utrecht. Hier worden de andere kinderen geboren. Ook bij deze krant is de financiële situatie slecht en om die reden vindt hij een goede baan bij De Gelderlander in Nijmegen.  Voor dit dagblad schrijft hij vnl. recensies over toneel, film en boeken.
Het gezin woont in de oorlogsjaren op de Berg en Dalseweg 176 in Nijmegen.
Johannes is samen met zijn vriend, de bekende Titus Brandsma, de Carmeliet die in 1942 in Dachau overleed, lid van het dagelijks bestuur van de R.K. Jounalistenvereniging.
Zijn broer Ad wordt in 1939 loco-burgemeester van Nijmegen.
 
Jan volgt 7 jaar lagere school en gaat vervolgens 6 jaar naar het Gymnasium. Hij heeft een echte talenknobbel, want hij spreekt Frans, Duits, Engels, Italiaans en beheerst het Grieks en Latijn.  

Bron: W. Zwetsloot

Op 23 oktober 1944 meldt de 19-jarige Jan zich aan bij Het regiment Stoottroepen Prins Bernhard. Dat is in de Tweede Wereldoorlog ontstaan uit de landelijke knokploegen (LKP) en de Raad Van Verzet (RVV), waaronder de KP Margriet. Deze naam leeft nog steeds voort binnen het regiment. In september 1944 geeft Z.K.H. Prins Bernhard formeel de opdracht voor het vormen van een militair verband, bestaande uit personen die actief betrokken zijn bij het gewapend verzet. Daarmee is het regiment Stoottroepen geboren.
Als het zuidelijk deel van Nederland in 1944 is bevrijd van de Duitse bezetting, melden vele Nederlanders zich aan bij de nieuw te formeren Stoottroepen compagnieën. Deze worden ingedeeld bij het voor deze gelegenheid gevormde Commando-Brabant en Commando-Limburg. Tot 17 januari 1945 maakt Jan Zwetsloot deel uit van de  5e Compagnie van de Stoottroepen Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten Commando Noord-Brabant.
Zij worden direct ingezet in de gebieden onder de grote rivieren, waar Duitse verkenningseenheden regelmatig proberen te infiltreren in het bevrijde zuiden.
Zonder enige vorm van training en met gebrekkige uitrusting, zetten deze "stoters van het eerste uur" zich maximaal in om in de gebieden onder de grote rivieren Duitse infltraties in het bevrijde zuiden te voorkomen.
Hun dagelijkse bezigheden bestaan uit: wachtkloppen, verkennen, patrouille lopen, in contact komen met Duitse voorposten en vuurgevechten.
Van moderne bewapening is geen sprake. Die bestaat aanvankelijk uit buitgemaakte Duitse geweren, pistolen en handgranaten in combinatie met vooroorlogs materiaal en wapens die tijdens de oorlog zijn gedropt door de Britten.
De kleding en schoeisel zijn zonder meer onvoldoende: de meeste mannen dragen een burgerkostuum, lopen soms op klompen en voelen zich met een versleten of te kleine overall reeds de koning te rijk. Omdat uniformen in de eerste periode ook niet voorradig zijn, dragen de stoottroepen blauwe overalls met een oranje band op de linkerarm. De Nederlandse helm uit 1934 is nog beschikbaar en behoort aanvankelijk min of meer tot de standaarduitrusting.
Ook de voeding laat alles te wensen over: het dagelijks menu bestaat gedurende lange tijd uit pap en zwart brood, als je geluk hebt met een lik stroop erop.
In de beginperiode van het regiment kennen de leidinggevenden geen rangen. Deze mensen zijn leider geworden op basis van hun competenties tijdens de bezetting.
Uiteindelijk worden de Limburgse stoters ingebed in het Amerikaanse leger, terwijl de Brabantse stoters de Duitsers bevechten in samenwerking met de Britten en Canadezen. Zij krijgen het Engelse tenue, de Limburgers worden uitgerust met Amerikaanse uniformen. Allen zijn te herkennen aan de naam 'Stoottroepen' op de schouder.
De Zeeuwse vrijwilligers worden ingedeeld bij het in september 1944 (her)opgerichte 14e regiment infanterie. Net als de Brabantse stoters behoren zij tot de Britse 21e legergroep. Bij de stoters van het eerste uur dienen niet alleen mannen. De dames die tijdens de bezetting een belangrijke rol spelen in het verzet, gaan na de bevrijding van het Zuiden ook over naar de stoottroepencompagnieën. Hier vervullen zij taken zoals verpleegster of typiste.
Na de bevrijding van 's-Hertogenbosch op 27 oktober 1944 herenigt de beroemde Compagnie De Margriet zich en vormt met enkele aanvullingen de zelfstandige 8e compagnie. Het Commando-Brabant wordt naar 's-Hertogenbosch overgeplaatst. Op 20 september is intussen ook Nijmegen bevrijd. De daar aanwezige knokploegen formeren eveneens een eigen 5e compagnie. En zo groeit het Commando-Brabant steeds verder uit. Compagnie na compagnie wordt gevormd, naar gelang de geallieerden stad na stad bevrijden. Zo ontstaan er achtereenvolgens nog de 9e en 10e compagnieën in Breda, de 11e, 12e en 13e in Bergen op Zoom, waaronder de 11e hoofdzakelijk bestaat uit Zeeuwen, en de 14e compagnie in Tilburg. De officiële sterkte van een compagnie, met inbegrip van de officieren, is 134 man.

Klik hier voor beelden van de Stoottroepen in het land van Maas en Waal in oktober 1945
Klik hier voor beelden van de Stoottroepen in het Land van Maas en Waal in januari 1945
 
Terwijl Noord-Nederland zwicht onder de Hongerwinter, trotseren de mannen van het Commando-Brabant der Stoottroepen ten zuiden van de rivieren de bittere kou, de modder en de sneeuw. Ze lopen weken aaneen de wacht op een frontbreedte van St. Philipsland in Zeeland, dwars door Brabant heen, tot bij Gennep in Limburg.
Als het front zich wat meer stabiliseert, worden de compagnieën in de eerste helft van januari tot drie bataljons omgevormd, en wel: de 1e-7e en 8e compagnie tot het 1e bataljon, de 2e-3e-4e-5e en 6e compagnie tot het 2e bataljon, en de 9e tm. de 14e compagnie tot het 3e bataljon. Deze drie bataljons worden samengevoegd in het Commando-Brabant, waarvan Sjef de Groot commandant is.  
Het 1e bataljon voert hoofdzakelijk samen met het 2e Britse leger bewakingsdiensten uit aan het 15 km lange Waalfront van Dreumel via Wamel tot Boven- en Beneden Leeuwen en het 2e bataljon aan het Maasfront van Boxmeer tot Venlo. Dit laatste bataljon neemt ondermeer deel aan de bevrijding van Blerick en Venlo.
De gesneuvelden van de Stootroepenbataljons worden gememoreerd op het Stoottroepenmonument in Beneden-Leeuwen, waar elk jaar ook de herdenking plaatsvindt. Het monument bestaat uit een groot ereveld. Dit ereveld staat symbool voor 375 gevallen Stoottroepers en biedt ruimte aan drie oorlogsgraven, een gedenkteken en een kapel. Op de muur van deze kapel staan de namen van alle Stoottroepers, die toen of later zijn omgekomen in dienst van Nederland of de Verenigde Naties.
(Bronnen: Vrij naar Wikipedia en De Stootroepen van R.G. van der Haar)

Jan's ontslagbrief van de Stootroepen (Bron W. Zwetsloot)


Jan tijdens zijn opleiding als 'aanvuller' van de PiB in Bergen op Zoom (Bron W. Zwetsloot)

 
Jan Zwetsloot in PIB-tenue (Bron W. Zwetsloot)

Nadat Jan ontslag heeft genomen bij de Stootroepen meldt hij zich op 19 januari 1945 als oorlogsvrijwilliger bij de Prinses Irene Brigade in Bergen op Zoom.
Jan heeft deelgenomen aan de laatste gevechten van de Brigade bij Hedel. Hierbij zijn veelal jonge onervaren 'aanvullers' om het leven gekomen.
Jan was erbij als zijn collega Sergeant Kraay uit Putten om het leven komt. "De kogel ging recht in het voorhoofd van Steven Kraay en hij riep daarna:"Hospik, Hospik!!" Dat moeten volgens zijn zoon hachelijke momenten zijn geweest. Hij heeft dit verhaal vaak verteld, zowel aan zijn kinderen, als op de basisschool van zijn kleinkinderen.


Jan's Soldiers Paybook (Bron W. Zwetsloot)

Jan rijdt mee in de voorste gelederen als de Prinses Irene Brigade op 8 mei 1945 als bevrijders worden binnengehaald in Den Haag.
Klik hier en hier voor bevrijdingsopnamen van Den Haag

Eigenlijk wil Jan graag psycholgie studeren, maar de professor vindt hem nog te jong daarvoor en raadt hem aan nog even te wachten. Vandaar dat Jan in dienst blijft en wordt hij zelfs op 1 augustus 1945 bevorderd tot soldaat 1e klasse.

Hier zien we Jan links met het hockeyteam van de Brigade in Den Haag in juli 1945 (Bron W. Zwetsloot)

Op 12 augustus 1945 gaat hij naar Wolverhampton in Engeland en meldt zich bij de Nederlandsche Troepen Expeditionaire Macht. Waarschijnlijk wil hij daar een militaire opleiding en/of vertaalwerkzaamheden doen. Op zijn aanmeldingsformulier staat dat hij psycholoog van beroep is en dat hij bekwaam is in het besturen van zowel een motor als motorboot. Als speciale wens geeft Jan aan dat hij “zo gauw mogelijk wil afzwaaien.” Op 1 september wordt dat verzoek gehonoreerd en gaat hij met Groot Verlof en eindigt zijn dienstverband, waarna hij nog tot 23 november 1950 vrijwillig betrokken is bij de Nationale Reserve. Daarna wordt Jan ingedeeld bij het Garderegiment Prinses Irene, waar hij actief blijft tot 1 oktober 1960.
Jan gaat  na zijn ontslag meteen naar de universiteit om te starten met zijn studie psycholgie. De eerste tijd zit hij in militair uniform in de collegebanken, want hij heeft geen andere kleding. Na zijn studie tot psycholoog werkt hij eerst als als beroepskeuze-adviseur.
Jan trouwt in 1952 met Claartje Bluyssen, die hij al uit zijn jeugdjaren kent en bij wie hij zes kinderen krijgt. Eerst  wonen ze in Oss en begin jaren zestig verhuizen ze naar Vught. Jan werkt als psycholoog eerst bij gevangenis Nieuw Vosseveld in Vught en later bij de Koepel in Breda. Ook heeft hij in de avonduren praktijk aan huis als psychotherapeut.
Als zijn vrouw Claartje in 1984 overlijdt, verhuist Jan naar Den Bosch, waar hij op 92-jarige leeftijd overlijdt op 22 september 2018.

Met dank aan zijn zoon Wim Zwetsloot
Terug naar de inhoud