Nederlandse Antillen in WOII - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Nederlandse Antillen in WOII

Wolverhampton > Detachementen naar Suriname
GEBEURTENISSEN OP DE NEDERLANDSE ANTILLEN TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG

1. Er is niet veel bekend over het bovenstaande onderwerp. Weinig leden van de Brigade hebben er gediend. Nog kleiner is het aantal dat, als eerste vrijwilligers van overzee, daar vandaan kwam. Ik was één van hen. Ons visitekaartje gaat hierbij!
Voor 10 mei 1940, werkten en woonden wij op Curaçao. Bij het uitbreken van de oorlog zagen wij de eerste militaire maatregelen ter plaatse. Op 15 mei 1940 gingen wij aan boord van het Noorse tankschip "Beth" scheep naar Europa en landden op 7 juni 1940 te Brest. Tot juni 1942 dienden twee van ons bij de Brigade in Engeland. In juni 1942 werden we teruggezonden naar de Antillen en dienden daar tot 1 januari 1946. De gebeurtenissen op en om de Antillen volgen in dit artikel.

2. Voor een beeld van de ligging van de Nederlandse Antillen is het nuttig op de atlas te kijken. Het blad waarop de Noordkust van Zuid-Amerika en het Caribisch gebied staan, helpt daarbij. De Nederlandse Antillen bestonden in 1940 uit:

De Benedenwindse eilanden:
Aruba, Curaçao en Bonaire, gelegen voor de Noordkust van Zuid-Amerika, tegenover de republiek Venezuela.

De Bovenwindse eilanden:
St. Maarten, Saba en St. Eustatius, gelegen  ong. 1000 kilometer ten noordwesten van de Benedenwindse groep (andere Bovenwindse eilanden, ten Oosten en Zuidoosten van de Nederlandse, behoren aan Amerika, Engeland en Frankrijk. Van St. Maarten is deel Frans bezit).
Samen vormden al deze eilanden het Gebiedsdeel Curaçao. In 1987 werd Aruba zelfstandig.
Suriname heeft niets te maken met de Antillen en blijft hier daarom buiten beschouwing.

3. Iets van de geschiedenis van de Nederlandse Antillen, in de periode van juni 1634 - 11 mei 1940.
In juni 1634 veroverde Johan van Walbeek, de eilanden op de Spanjaarden. Er worden forten gebouwd en garnizoenen van koloniale troepen gelegerd. Ondanks aanslagen van Frankrijk en Engeland bleven ze Nederlands bezit.
In 1928 worden de garnizoenen versterkt met Militaire Politietroepen en Koninklijke Marechaussee uit Nederland. In 1929 deed een Venezolaanse opstandeling, "Generaal" Urbina, een overval op Curaçao. Hij roofde wapens uit het Waterfort en ontvoerde (voor korte tijd) de gouverneur. De torpedojager "Kortenaer" bracht een Detachement Mariniers uit Nederland. Er werd een Nederlands oorlogsschip gestationeerd.
Een vrijwillige burgerwacht (Vrijwilligers Korps Curaçao) werd opgericht.

4. De betekenis van de Nederlandse Antillen tijdens de oorlog.
Op Curaçao en Aruba bevonden zich de grootste olieraffinaderijen ter wereld (Shell, Standard Oil en Arend Petroleum Mij.). De ruwe olie die daar verwerkt werd tot benzine, olie en smeermiddelen, was afkomstig uit Venezuela. Een zeer onstabiel bestuur in die republiek maakte het raffineren op de Antillen gewenst. Aanvoer geschiedde met kleine tankschepen. De uitvoer naar het oorlogsgebied met oceaantankers.
(Momenteel is de belangrijkheid van de fabrieken op onze eilanden verminderd, omdat Venezuela nu zelf de olie is gaan raffineren.)

5. De periode van september 1939 tot 11 mei 1940
Bij het uitbreken van de oorlog tussen Duitsland enerzijds en Frankrijk en Engeland aan de andere kant, waren en bleven de Nederlandse Antillen neutraal. Zij waren een toevluchtsoord voor vluchtelingen van het Naziregime. In de havens van Curaçao en Aruba zochten een twaalftal Duitse koopvaardijschepen een veilige ligplaats. Een Franse kruiser van het Marine-eskader op Martinique, de "Jeanne d'Arc" lag buiten de territoriale wateren, en verhin¬derde de Duitsers uit te varen.

6. De gebeurtenissen op Curaçao en Aruba op 11 mei 1940
Het bericht van de Duitse inval in Nederland, bereikte de Antillen in de vroege uren van 11 mei 1940. Nederlandse Mariniers, matrozen en Militaire Politie namen de Duitse koopvaarders in beslag, en de opvarenden gevangen. Op Aruba werd een schip door eigen bemanning tot zinken gebracht.
Alle bewoners van Duitse nationaliteit, zakenlui, vluchtelingen en Nederlandse NSB’ers, werden opgepakt en afgevoerd naar, en opgesloten op Bonaire. Later werden de zeelui overgebracht naar Jamaica, de vluchtelingen (veel Duitse Joden) beperkt vrijgelaten op Bonaire, de rest ging naar een interneringskamp op Bonaire.
Op 11 mei 1940 arriveerden twee Engelse oorlogsschepen, "Caradoc" en "Despatch", en een bevoorradingsschip. De staat van beleg werd afgekondigd. Verduisteringsmaatregelen werden van kracht, voor woon- en industriegebied. Op 15 mei 1940 vertrok ik met twee vrienden vrijwillig naar Europa aan boord van een Noorse tanker. Wij landden in Brest op 7 juni 1940 en staken over naar Engeland, op 10 juni 1940.

7.. De periode 15 mei 1940 - begin 1942
Tijdens deze jaren, waarin ik in Engeland mijn best deed bij de Brigade, gebeurde op de Antillen het volgende:
Een militieplicht werd ingevoerd voor jonge Curaçaose (en de andere eilanden) ingezetenen. Daaruit werden, opgeleid door Mariniers, de zogenaamde "Schutterijen" geformeerd. Het V.K.C. (Vrijwilligers Korps Curaçao) werd daarin opgenomen. Op Curaçao en Aruba werden kustbatterijen gebouwd en bemand. (Op Curaçao op "Steenrijk" en "Bullenbaai") Uit Martinique (Franse Antillen) werden inheemse Franse troepen naar de Antillen gezonden ter versterking van de defensie. Na de capitulatie van Frankrijk werden die teruggeroepen naar Martinique. De Commandant aldaar, de Franse admiraal Robert, had de zijde van de Vichy-regering gekozen. Hij beschikte over een vliegkampschip, twee kruisers en vliegtuigen, en wat kleiner materiaal op Guadeloupe. Zijn taak was het beveiligen van de Franse koloniale belangen.
De Franse Mariniers werd vervangen door Schotse militairen en ná 7 december 1941 (Pearl Harbor) kwamen Amerikaanse zee- en landmachteenheden. De defensie van St. Maarten (een deel Frans) en Bonaire, werden versterkt met Schutterij-detachementen. Een aanval op de olieraffinaderijen en opslagparken aan de kust werd (nog) niet gevreesd.

8. De oorlog in en om het Caribisch gebied
Deze speelde zich, in tegenstelling tot Europa, op zee af. Nadat Duitsland op 12 december 1941 de oorlog aan Amerika had verklaard, versche¬nen de eerste Duitse onderzeeërs voor de Amerikaanse Oostkust. Doelen waren olietankers
en bauxietschepen (bauxiet is alluminiumerts) voor de scheepsnieuwbouw. Daar die vaartuigen ongewapend voeren, en er geen escorteschepen waren, werden in het eerste kwartaal van 1942 in dat gebied zestig olietankers getorpedeerd. In februari 1942 werden de olietankparken aan de Bullenbaai te Curaçao en van de Liego,Oil op Aruba, vanuit zee beschoten. Geen schade van belang. De kustbatterij Bullenbaai beantwoordde het vuur. De marinier der 1e klasse van Niel, werd ter plaatse bevorderd tot korporaal.
In Aruba liep een Duitse onderzeeër aan de grond in de Paardenbaai, maar kon op eigen kracht wegkomen. Een aantal vrachtschepen (o.a. van de K.N.S.M. (Kon. Ned. Stoomboot Mij. N.V.) werd op het traject Curaçao - Trinidad - New York getorpedeerd. De (toen) grootste tanker ter wereld, m.s. "Odin" werd bij Westpunt (Curaçao) tot zinken gebracht. De Amerikaanse lichte kruiser, U.S.S. "Serie" werd voor Curacaobaai (Curaçao), door torpedo’s getroffen. Ze werd brandend op het Rif, bij Willemstad, gezet en vloog daar in de lucht.
Voor de havens van Curaçao en Oranjestad i(Aruba) werden meerdere kleine tankers die uit Venezuela ruwe olie aanvoerden getorpedeerd of in brand geschoten. Toen bleek dat de reddingsmiddelen aan boord ondeugdelijk waren, brak een tien dagen durende zeeliedenstaking uit.
De olieaanvoer en verwerking stagneerde. Nadat de zaken aan boord verbeterd waren, eindigde de staking.
Een aantal Chinese opvarenden weigerden aan de vaarplicht te voldoen en werden in een kamp op Suffisant (Curaçao) opgesloten. Bij een controle door de politie kwamen ze in opstand, waarbij tien Chinezen doodgeschoten werden een diplomatiek incident met de Chinese Republiek was het gevolg.
Al de op zee gebeurde en weer plaatsvindende torpederingen zaaiden onrust op de eilanden en men werd bang voor een regelrechte aanval op die oliefabrieken.

9. De Duitse "zenuwoorlog" in het Caribisch gebied
De duidelijke aanwezigheid van Duitse onderzeeërs, leidde tot onrust en allerlei geruchten. Er gebeurden ook alarmerende dingen. De grote Amerikaanse club van de Standard Oil op Aruba brandde op mysterieuze wijze af. Men sprak van sabotage en/of "vijfde colonne". De gezinnen van Amerikaanse olie-employees werden met spoed naar Amerika geëvacueerd.
In stille baaien werden beven water liggende onderzeeërs gezien.
In de nacht werden nabij de baaien geheimzinnige lichtsignalen waargenomen. Motortorpedo¬boten kwamen in actie en patrouilleerden, zon¬der resultaat, op zoek naar U-beten. Dat die er wel degelijk waren bleek uit de torpedering van een groot vrachtschip in da haven van Castries (St. Lucia) waardoor die geblokkeerd werd en geen schip erin of uit kon. De stagnerende bevoorrading leidde tot hongersnood. Een zeer sterke Duitse radiozender "Radio Leesen " kon op Curaçao worden opgevangen en bracht onrust- zaaiende berichten. Zij meldde de lading op Curaçao van een Duitse zeeman. Die bezocht in Willemstad de bioscoop en drenk een glas whisky op het terras van Hotel Americano. De datum, naam van de film, prijs van het toegangskaartje en kosten van de consumptie werd¬en genoemd. Ook meldde men de sterkte van bewakingsdetachementen, de situatie bij de kustbatterijen en zo meer. Allemaal redenen voor onrust en geruchten onder de bewoners. Waar-schijnlijk waren de Duitsers helemaal geen aan¬val van plan. Ze hoopten door hun propaganda en acties nabij de eilanden de onrust op te voeren, stakingen in de oliebedrijven te bewerkstelligen en eventueel daardoor de fabricage stil te leggen of te stagneren. Het hoofd¬doel was de oliestroom van de geallieerden te hinderen. Hoe dan ook.

10. Hoe konden Duitse onderzeeërs in de Caribische Zee opereren, zonder bunkeren en pro¬viand op hun thuisbases?
Een antwoord was in die dagen moeilijk positief te geven, maar het lag wel voor de hand. De thuishavens van de duikboten waren o.m.: Brest, St.-Nazaire en Bordeaux. (De Duitse havens: Kiel, Wilhelmshafen, Hamburg blijven hier buiten) De afstand van de Franse havens naar de Caribische Zee en terug, inclusief een actie¬periode bij de Antillen, schiep voor bunkeren en proviandering een groot logistiek probleem. Dat werd op de volgende manier ondervangen:
Een aantal Midden-Amerikaanse republieken zoals: Costa Rica, Nicaragua, Honduras en Guatemala, dreef voor de oorlog een levendige han¬del met Duitsland. Nadat zij op aandringen van Amerika de oorlog aan Duitsland verklaarden, vielen die handelsinkomsten weg. Amerika com¬penseerde dat verlies met dollars en hulpgoederen. Maar niet voldoende naar de zin van die landen. Die werden geregeerd door dictatoriale presidenten die beslist niet anti-Duits waren. Ook waren ze niet afkerig van een handeltje met de "vijand", buiten medeweten van Amerika. Daarom leverden ze zonder gewetensbezwaren brandstof en proviand aan de Duitsers. Ze aten zodoende van twee walletjes. Verder had Vichy Frankrijk, zoals reeds gemeld, koloniën in het Caribisch gebied, met marine- en luchtmacht bases op Martinique, Guadeloupe en Frans Guyana met het 'Duivelseiland'. De helft van St-Maarten (Marigot als havenstad) was ook Frans bezit.
In dit gebied hadden de Duitsers een flinke vinger in de pap en er werd in die koloniën ook gebunkerd en geproviandeerd. In tegenstelling tot de Britse Antillen, werd op de Nederlandse eilanden geen hongergeleden. Men leefde er sober maar betrok veel groenten, vis en vlees van Venezolaanse schoeners die de korte oversteek naar onze eilanden (ong. 40 km) en zonder veel risico konden maken. Ook de grote aantallen geiten op onze Antillen voorzagen in vlees. De Venezolaanse schoeners hadden ook weleens meisjes aan boord, die hun kost als prostituee op de Nederlandse Antillen verdienden. Als een onderzeeër zo'n scheepje praaide, werden lading en vrouwen overgenomen. Na het plezier aan dek met de meisjes werd de schoener in de grond geboord. De bemanning werd soms op een vlot in de gelegenheid gesteld zich te redden. Dan dook de onderzeeër en de vrouwen verdronken jammerlijk. Een enkele keer werd de schoener alleen leeggeplunderd en de vrouwen ná hun diensten teruggezet aan boord. Dat was humaan maar dom van de Duitsers. Want bij aankomst in de Antillen kreeg de Inlichtingendienst veel te horen van de dames, die over het avontuur hun mond niet hielden. Zo hielpen zij mee aan de bestrijding van de Duitsers.

11. Het einde van de oorlog in het Caribisch gebied
Naarmate de konvooien naar Europa beter geëscorteerd werden, verminderde het aantal verliezen bij de koopvaardij. Meer onderzeeboten werden vernietigd op de Atlantische Oceaan.
De invasie in Normandië, de opmars van de Russen, gebrek aan grondstoffen in Duitsland en bombardementen op onderzeebootonderkomens, werden fataal voor de operaties van het onderzeebootwapen. Het aantal U-boten dat in de Caribische wateren opereerde, liep sterk terug. Ze waren meer nodig op het Europese strijdtoneel. Tenslotte, na de capitulatie van Duitsland in mei 1945 en Japan in augustus 1945, werd begonnen met de demobilisatie van de Schutterijen op de Antillen. Deze was in januari 1946 voltooid. Daarmee eindigde de strijd waarin de Antillen betrokken waren geweest.

12. Gegevens over de "eerste vrijwilligers van overzee"

H.A. Keuls: was voor de oorlog advocaat op Curaçao. Hij, had in Nederland gediend als dienstplichtig sergeant bij het Korps Motordienst in Haarlem. Vertrok op 15 mei 1940 uit Curaçao naar Europa. Na aankomst in Engeland op 10 juni 1940, werd hij afgekeurd voor dienst wegens een onherstelbare enkelbreuk.
Hij kreeg een burgerfunctie in Londen en werd na de oorlog bekend als auteur van televisiespelen o.a. "De Fabriek" en andere stukken. Hij overleed in Engeland op 22 augustus 1985.

J.D. Hazewinkel: was voor de oorlog dienstplichtig korporaal-ziekendrager. Ging in 1938 als stafemployé van de K.N.S.M. (Kon. Ned. Stoomboot Mij. N.V.) naar Curaçao. Vertrok op 15 mei 1940 naar Europa en voegde zich bij de Nederlandse troepen. Hij werd in Sandhurst opgeleid tot officier. In juni 1942 werd hij teruggezonden naar Curaçao en diende als compagniescommandant op Aruba en als ondercommandant op Bonaire. Na de oorlog studeerde hij af in de medicijnen en vestigde zich als huisarts te Dalfsen. Hij is nu 74 jaar en legde een paar jaar geleden zijn praktijk neer.

J. de Waal: werd in 1936 reserveofficier bij het Regiment Wielrijders te Vught. Ging in 1939 als staf-employé van de K.N.S.M. (Kon. Ned. Stoomboot Mij. N.V.) naar Curaçao. Vertrok op 15 mei 1940 naar Europa en werd ingedeeld bij de Nederlandse Troepen. Was daar o.a. commandant van de subsistenten compagnie, volgde kapitein Th.W. Zouteriks op als commandant "Pag-compagnie”, was daarna commandant D-compagnie en luitenant-adjudant van Commandanten 1ste Bataljon, t.w. majoor Suylen en majoor Mollinger (KNIL). In juni 1942 werd hij teruggezonden naar Curaçao en diende daar als compagniescommandant. Van 1944 t/m 1945 was hij Detachement Commandant Militaire Politietroepen op Bonaire. Na de oorlog trad hij in beroepsdienst bij de Koninklijke Luchtmacht. In 1970 verliet hij de dienst in de rang van luitenant-kolonel bij dat krijgsmachtdeel.

Naschrift: Ik ben me er van bewust dat dit stuk verre van volledig is. Het omvat in grote trekke de gebeurtenissen in het Caribisch gebied tijdens de oorlog. Organisatie van de strijdkrachten is buiten beschouwing gelaten. Wel stel ik het op prijs de gebeurtenissen in de Antillen, waar slechts enkele leden van de Brigade dienden, uit de doeken te doen.

Bussum 12 april 1989.
J. de Waal
Lt. Kolonel der Koninklijke Luchtmacht b.d.

Over de oorlogservaringen van de Arubaanse militairen is niet veel bekend. Om meer inzicht te krijgen in het leven van de militairen zijn vraaggesprekken gevoerd met toenmalige officieren en onderofficieren van de Schutterij op Aruba en met oud-militairen van het Vrijwilligers Korps Aruba (VKA). Omdat na de Duitse torpedo-aanvallen in februari 1942 op Aruba geen grote incidenten meer hebben plaatsvonden, wordt het vervolg van het Arubaanse oorlogsverleden door velen tegenwoordig als onbelangrijk afgedaan. Maar vanuit het perspectief van de toenmalige militairen, zo blijkt uit de interviews, werd de dreiging van een nieuwe aanval destijds als zeer reëel ervaren.
Voor getuigenverhalen van officieren en onderofficieren van de Schutterij en het Vrijwillerskorps op Aruba, klik hier

Terug naar de inhoud