Robbert Fack - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Robbert Fack

Biografieën oud-leden


De covergirl die het hart van een Brigadist veroverde

Het meisje met de trekker' - op de voorpagina van het tijdschrift Picture Post in juni 1941 - wordt algemeen beschouwd als een van de meest iconische beelden van de 20e eeuw. Maar het meisje zelf weigerde haar naam te noemen en het tijdschrift had geen andere keuze dan haar wensen te respecteren...

Twee jaar later werd ze de vrouw van de Adjudant van de Prinses Irene Brigade en later de Nederlandse ambassadeur in Londen, Robbert Fack. Haar naam was eigenlijk Patricia (Pat) Hawkins en zij was geboren in 1920 in Cheslyn Hay, bij Cannock in Staffordshire. Zij was afkomstig uit een welgestelde familie van baksteen- en dakpannenfabrikanten en het was dan ook nogal bijzonder dat haar vader, een industrieel, haar reeds op 9 september 1939 had ingeschreven bij het Womens Land Army, slechts zes dagen nadat Groot-Brittannië de oorlog had verklaard aan Nazi-Duitsland. Deze vrouwenorganisatie zorgde ervoor dat vrouwen in de landbouwwereld de mannen vervingen, die in het leger moesten. Op deze wijze werd de voedselvoorziening van het land beschermd.

Pat werd tewerkgesteld op boerderijen rond Staffordshire in de Engelse Midlands, waar ze koeien molk in ijskoude melkstallen en 1500 melkflessen per dag leverde aan de gevangenis van Stafford. Bovendien ploegde ze op haar tractor rechte voren in de velden. Via geruchten was de Picture Post haar op het spoor gekomen. Haar moeder, Dorothy Hawkins, was de kwartiermeester van het Rode Kruis in Little Wyrley Hall. Dit was een herstellingsoord waar zieke en gewonde leden van de Prinses Irene Brigade uit het nabijgelegen Wolverhampton werden ondergebracht. Toen de stafofficieren van de Brigade besloten een diner-dansant te houden voor prominente lokale mensen, werden Dorothy en haar man Leslie dus uitgenodigd, maar zij vroegen of zij ook hun dochter mochten meebrengen. Bij hun aankomst opende Robbert Fack de voordeur voor hen en hij was onmiddellijk weg van de mooie jonge Pat. Na een romance van twee jaar trouwden ze op 8 oktober 1943 in Londen.

Robbert Fack was op 1 januari 1917 in Amsterdam geboren en had daar zijn opleiding aan de universiteit gevolgd. In mei 1940, toen de Duitsers Nederland onder de voet liepen, diende Fack als reserve-officier van de kustartillerie in Fort IJmuiden. Na de capitulatie van het Nederlandse leger wilde hij met twee andere officieren vanuit IJmuiden over zee naar Walcheren in Zeeland, om daar de strijd tegen de Duitsers voort te zetten. De kapitein-eigenaar van de Groningse coaster Java had echter andere ideeën en zette koers naar Engeland om zijn schip in veiligheid te brengen!
Bij aankomst werden deze officieren in uniform nauwgezet ondervraagd door een panel van officieren, onder leiding van de legendarische Nederlandse contra-inlichtingen expert, luitenant-kolonel Oreste Pinto. Hoewel hij snel door dit panel werd "vrijgesproken", hoorde Fack nog voor hij de kamer verliet één van hen tegen de anderen zeggen: "Die moeten we in de gaten houden. Zijn Engels is veel te goed". De drie officieren legden vervolgens contact met de Nederlandse regering-in-ballingschap in Londen en werden geplaatst bij de Nederlandse Troepen, een voorloper van de Prinses Irene Brigade. Toen de gelegenheid zich voordeed meldde Fack zich vrijwillig voor een parachutetraining, maar uiteindelijk werd besloten dat hij zowel te lang als te voorkomend was voor undercoverwerk in bezet Nederland, zodat hij zich weer aansloot bij de staf van de Brigade in Danes Court, bij Wolverhampton. Hier werd hij kapitein-adjudant van de Brigadecommandant De Ruyter van Steveninck.


v.l.n.r.: Fack, Speelman en Moelands  Bron: IWM

Op 28 juni 1944, ruim drie weken na D-day, werden de PIB-stafofficieren Fack en Moelands samen met liaisonoffficier Edward Speelman in een Dakota als kwartiermakers naar Normandië gestuurd. Het vliegtuig landde op stroken staal, die op het Normandische strand waren gelegd. Robbert herinnerde zich nog hoe de angstige piloot naar hen schreeuwde dat ze er zo spoedig mogelijk uit moesten springen, omdat de Luftwaffe het anders misschien op de grond of in de lucht zou neerschieten. Hij was geschokt door zijn eerste indrukken. "We kwamen terecht in één grote stofwolk en alle boerderijen en dorpen waren verpulverd door het oorlogsgeweld..."
Volgens zijn zoon James had zijn vader nog verschillende andere herinneringen aan die eerste weken in Normandië. Zoals een Duitse mortiergranaat die kwam aanfluiten precies toen hij zijn post aan de Orne verliet om een bericht over te brengen. Het projectiel spatte naast hem op een rots uit elkaar, zonder hem te raken. "Een gewaarschuwd man telt voor twee...", en de geur van rottend paardenvlees bij een kapot geschoten manege. In België voelde hij zijn machteloosheid toen een Panther-tank tussen Leuven en Beringen het ene na het andere voertuig in de colonne van de Brigade in brand schoot. Ook de nare ervaring in het najaar van 1944 toen op een duinpad bij Domburg, een motorordannans die achterop twee kameraden liet meerijden, door het verhoogde gewicht een tellermijn tot ontploffing bracht. Alledrie kwamen ze daarbij om het leven.
Op 13 maart 1945 stak koningin Wilhelmina vanuit België bij het Zeeuw-Vlaamse grensdorp Eede de grens over. Twee dagen later bezocht ze het ondergelopen Walcheren. De Britse autoriteiten hadden daarvoor drie DUKW's (amfibievaartuigen) ter beschikking gesteld. In de eerste en derde DUKW's zaten de soldaten die haar bewaakten, in de tweede zat de Koningin en die DUKW stond onder bevel van Robbert Fack. Hij zag van dichtbij het verschil tussen de 'fiere vorstin' met wie hij in 1941 in de officiersmess van Danes Court had gedineerd en de aangeslagen 'Moeder van haar volk', die nu oog in oog kwam te staan met het lijden van haar volk in Zeeland. Hare Majesteit zelf schreef er dit over: 'Het was een koude, onvergetelijke tocht. Welk een tragische aanblik bood nu het eens zo schilderachtige Walcheren: één groot watervlak zover men kon kijken, met overal verdronken torens en boerderijen, en bomen die geen jong groen meer zouden geven.'
Het hoogtepunt na de bevrijding was voor Robbert de indrukwekkend intocht van de Brigade in Den Haag.  

Na de oorlog, in augustus 1945, trad Fack in dienst bij Buitenlandse Zaken in Den Haag. Als diplomaat werkte hij achtereenvolgens in New York (als lid van de allereerste Nederlandse missie bij de V.N.), Rome, Canberra en Bonn. In 1963 werd hij hoofd van de Europese afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Van 1968 tot 1970 was hij reizend ambassadeur. Daarna, tot 1974, hoofd van de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de V.N. in New York.

Als algemeen ambassadeur was hij de belangrijkste Nederlandse onderhandelaar in het driepartijenoverleg overleg met de Bondsrepubliek Duitsland en Denemarken, dat tot doel had delen van het continentaal plat onder de Noordzee te verdelen onder deze drie naties: een zaak van zeer groot belang, gezien de olie- en gasreserves die onder het plat zouden worden ontdekt.
Robbert werkte nauw samen met geologen van zowel de regering als de oliemaatschappijen, en ontdekte welke gebieden grote hoeveelheden olie en gas zouden kunnen bevatten. Hij werd geïnstrueerd om geen van deze gebieden weg te onderhandelen. Maar de Duitsers wilden een gebied dat in overeenstemming was met de grootte van hun land en ze wilden met minder geen genoegen nemen. Samen met zijn Deense collega werkte hij een regeling uit, waarbij de Denen een aanzienlijk deel van het plat zouden krijgen en de Nederlanders en Duitsers iets kleinere delen ervan. Het Duitse deel reikte tot het centrum van de Noordzee - maar het drong niet door in de gebieden waarvan de Nederlandse en Deense geologen dachten dat ze de grootste olie- en gasreserves zouden bevatten. De Duitsers waren opgetogen en uiteindelijk werd een schikking getroffen tussen de drie partijen. Naderhand kwamen de Duitsers erachter dat zij voornamelijk een vergroot en onproductief zandbankgebied hadden toebedeeld gekregen. Fack putte hier enige voldoening uit en vond dat hij had bijgedragen aan 'het in balans brengen van de boekhouding'.

Van 1976 tot zijn pensionering in 1982 was hij Nederlands ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk. Daarna trok hij zich met zijn 'Cover Girl' terug in de Cotswolds, een prachtige streek 150 km ten westen van Londen.
Eén van zijn eerste activiteiten was daarna het schrijven van een boek. In 1984 publiceerde Robbert het boek Gedane Zaken (nog steeds verkrijgbaar op eBay!), dat voornamelijk een terugblik is op zijn diplomatieke carrière. Toch komt ook zijn verleden bij de Prinses Irene Brigade hierin aan bod.
In het hoofdstuk met de wat cryptische titel „De Lorelei en de Noordzee" wordt uitgebreid stil gestaan over zijn inbreng in de verdeling van het Noorzeeplat.  

Hij ontving verschillende buitenlandse onderscheidingen, waaronder een Croix de Guerre van Frankrijk en ook één van Noord-Korea, zoals in zijn boek wordt verhaald.

Na een rijk leven overleed Robbert ruim 93 jaar oud op 17 juni 2010 in Widden Hill House in Horton. 'Covergirl' Pat hoopt op 29 mei 2022 haar 102e verjaardag te vieren. Samen kregen ze vier zonen.

Met dank voor informatie en de begeleidende foto's van zoon James Fack.
Terug naar de inhoud