Rolf Breier, gevangene Jodensavanne - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Rolf Breier, gevangene Jodensavanne

Wolverhampton > Detachementen naar Suriname

Rolf Breier, één van de gevangenen van Jodensavanne


Bron Sumatra Post  21 maart 1922                               Bron: Sumatra Post 27 nov. 1923

Rolf Klemens Breier werd geboren op 26 november 1923 in Sawah Loento op Sumatra. Zijn ouders waren de Tsjech Rudolf Breier en de Oostenrijkse Vera Kirpal. Hij had ook nog een één jaar oudere broer Harald.
Rudolf was in de eerste wereldoorlog piloot bij de Oostenrijkse luchtmacht geweest en had als zodanig contact met de levenancier van de vliegtuigen Anthony Fokker. Op zijn aanraden kwam Rudolf rond 1920 met zijn vrouw Vera naar Nederland. Hij volgde in Amsterdam een korte studie aan het koloniaal instituut en ging vervolgens met zijn vrouw Vera naar Sumatra, waar hij technisch directeur werd van een mijnbouwbedrijf.  In 1926 liet hij zich als Nederlander naturaliseren. In 1929 kreeg Rudolf een baan als technisch directeur bij het Indische gevangeniswezen. Meer info staat in het artikel hieronder.



Bron: Algemeen Handelsblad voor Nederlandsch Indië,7 nov 1936
(Let op foute initiaal. C. en G. Breier moet zijn R.)

Moeder Vera kon moeilijk aarden in Indië en keerde midden jaren dertig terug naar Wenen, ook om haar ziekelijke moeder te verzorgen. Rudolf werkte toen als directeur van een gevangenis in Madiumo en woonde met Harald en Rolf in Semarang, midden-Java. Zij zaten daar op de HBS. Vera onderhield per brief (met postzegels van Adolf Hiltler erop!) contact met haar gezin.

Rudolf bezocht regelmatige de Oostenrijkse club in Semarang. Het moeten die bezoekjes zijn geweest, zijn Duits klinkende achternaam en de postzegels van Vera, die tot verdenking en arrestatie hebben geleid in die chaotische meidagen van 1940. Rudolf gaf zichzelf aan op het politiebureau. Kort daarop werden ook zijn twee zoons, Rolf van zestien en Harald van achttien, met een jeep thuis opgehaald en daar naartoe gebracht. Bagage en kleding konden ze niet meer meenemen. Alle drie kwamen ze terecht in het gevangenkamp Ambarawa op Java. Daar legde de familie Breier zich niet neer bij hun lot. Ze protesteerden tegen hun gevangenneming en probeerden de leiding van de Hollandse kolonie en de strafkampen te overtuigen van hun onschuld. Vervolgens werden ze overgebracht naar kamp Ngawi. In dit kamp kwam Rolf in contact met de later bekende Duitse kunstschilder Walter Spies, die enkele maanden later omkwam bij de beruchte ramp met de Van Imhoff. Door hem ontdekte Rolf zijn talent als tekenaar.
Ondertussen waren Rudolf en zijn vrouw Vera op 5 september 1940 in Padang officieel gescheiden.
Op 21 januari 1942, werd Rolf, Harald en zijn vader samen vele andere, goeddeels onschuldige, gevangenen naar Soerabaja gebracht en op het schip de Tjisadane geladen. Op elk papiertje dat hij kon vinden, maakte hij schetsen over het dagelijks leven in Fort Ngawi, aan boord van de Tjisadane, in Nieuw Amsterdam en op Jodensavanne. Veel van die tekeningen wist hij later uit het kamp te smokkelen of te verbergen en had een set tekeningen bij zich toen hij in Nederland arriveerde. Deze tekeningen kunt u hier zien.

Rolf stond bij zijn lotgenoten ook bekend vanwege zijn creativiteit. Van oud brood en weggegooid papier en karton, wist hij schaak-, dam- en kaartspelen te maken. Zo kon de verveling bestreden worden.
De gevangenen in Jodensavanne leefden compleet geïsoleerd van de buitenwereld. Ze ontvingen geen post en mochten zelf ook geen post versturen. Nieuws uit de buitenwereld werd vernomen via de Surinaamse Schutters. Rolf kreeg soms stiekem oude Amerikaanse tijdschriften van een kapitein die wekenlijks het kamp bevoorraade.

Rolf kreeg in Suriname de bijnaam Pkin Boy, kleine jongen. Van alle 146 gevangenen was hij de jongste. Hij liep in kamp Jodensavanne altijd op blote voeten.
Het leven in kamp Jodensavanne wordt hier uitgebreid beschreven.

Op 15 juni 1945 deed Rolf Breier een vluchtpoging uit Jodensavanne. Hij had zich 's nachts verborgen in het uitgangsriool en het lukte hem, om onder het prikkeldraad kruipend, ongezien het kamp te verlaten. Hij liet zich daarna op de Surinamerivier noordwaarts drijven. Hij wist waar zich een korjaal bevond en had een peddel bij de indianen 'geregeld'.  Hij voer hiermee naar de bauxietonderneming Suralco in Paranam. Daar lag een Amerikaans transportschip en hij vroeg of hij als bemanningslid kon aanmonsteren. Dat lukte, maar hij had de pech dat zich aan boord Max Valdink bevond. Hij was daar als bewaker en herkende Rolf als gevangene van de Jodensavanne. Hij arresteerde hem en bracht hem terug naar Jodensavanne. Daar had niemand van zijn vluchtpoging geweten. Rolf had alleen een kort briefje voor zijn vader achtergelaten dat hij er vandoor was. Hij werd voor straf twee weken in een cel opgesloten.

Rolfs moeder Vera zocht tijdens de oorlogsjaren naar antwoorden waar Rolf, diens broer en haar ex-echtgenoot, alle drie in 1940 opgepakt, waren gebleven. Op 15 april 1946 kreeg ze een brief van het Nederlandse ministerie van Overzeese Gebiedsdelen, waarin het volgende citaat staat: "Naar aanleiding van uw schrijven heb ik de eer U namens den Gecommitteerde voor Indische Zaken mede te deelen, dat bij het Departement van Overzeesche Gebiedsdelen geen gegevens betreffend uw echtgenoot bekend zijn."  

Pas in juli 1946, ruim een jaar nadat de Tweede Wereldoorlog was afgelopen, werden de gevangenen van Jodensavanne vrijgelaten en keren zij per boot terug naar Amsterdam. Daar verbleven vader Rudolf en zijn zoons een tijdje bij het leger des Heils. Vervolgens in een opvanghuis voor arbeiders, waar ze in hele kleine kamertjes woonden.
Rolf studeerde aan de kunstacademie in Amsterdam en ontwikkelde hier verder zijn tekentalent. Zijn broer Harald studeerde na de oorlog medicijnen aan de universiteit in Amsterdam. Trouwde daar na zijn studie met Albertina C. van der Velden en emigreerde vervolgens naar de VS, waar hij in Montfort, Wisconsin woonde. Daar is hij in op 14 oktober 2000 overleden.
Na drie jaar mocht Rolf zijn rode identiteitsbewijs inwisselen voor een paspoort. Om die te bemachtigen ging hij naar Kampen, waar hij in het schooljaar 1935 en 1936 nog een jaar op school had gezeten en gewoond. Hij vertelde op het gemeentehuis dat hij zijn paspoort had verloren en kreeg prompt een nieuwe. Nu kon Rolf naar zijn moeder in Wenen, waar hij in 1948 aankwam. In ruil voor onderdak en eten, moest hij haar huis onderhouden.
Hier studeerde Rolf ook weer aan de kunstacademie. In 1952, zijn laatste studiejaar, trouwde hij met een medestudente.
Rolf verdiende in Wenen de kost als graficus en reclame-tekenaar en was actief als kunstschilder.

Overlijdensbericht in AD 16 feb. 1955

Rudolf, zijn vader, overleed in februari 1955 op 63-jarige leeftijd in Amsterdam.

In de jaren tachtig kreeg Rolf een baan als tekenaar aangeboden aan het anatomisch instituut van de universiteit in het Duitse Kiel. Hij maakte hier illustraties voor studieboeken en werkte hier onder de artietsennaam Rolf Clemens (= zijn 2e voornaam). Jarenlang reisde hij op en neer tussen Kiel en Wenen, tussen werk en het gezin met vrouw, zoon en dochter. Zijn huwelijk strandde en hij besloot zich in Kiel te vestigen.
Eind jaren tachtig leerde hij daar Karl Gehnen kennen. Hij was ook in Nederlands-Indië geboren en in 1966 vanuit Indonesië naar Duitsland geëmigreerd. Ze trokken jarenlang met elkaar op. Karl hielp journalist Twan van der Brand ook met het optekenen van het levensverhaal van Rolf, toen deze nog nauwelijks meer kon praten. Als Rolf mensen uit Indië ontmoette sprak hij altijd Javaans met hen, want hij bleef zich altijd Indisch voelen.

Kist van Rolf Breier (Coll. Verzetsmusem)

In zijn huis in Kiel bewaarde hij in een speciale kist nog veel voorwerpen en natuurlijk zijn tekeningen uit zijn periode in Suriname. De kist is 15 jaar geleden in bruikleen gegeven aan het Verzetsmuseum in Amsterdam, waar Rolf's tekeningen destijds ook te zien waren op een tentoonstelling.
Bij een expositie van zijn werk in Kiel werd erover Rolf in een plaatselijke krant het volgende vermeld: "Jugend und mehrsprachige Schule auf den Indonesischen Inseln, Maler und Graphiker."

In 1995 keerde Rolf met een TV-ploeg van Tros Aktua, onder leiding van journaliste Yvonne Habets, nog een keer terug naar Jodensavanne. De documentaire De Groene Hel, die hier uit voortvloeide, werd een indrukwekkende reportage. Hij ontmoette zelfs weer het indiaanse meisje, Mathilde Biswane, die hij als 18-jarige dwangarbeider in het oerwoud had gezien en waarop hij een beetje verliefd was geraakt. Het weerzien met deze inmiddels bejaarde Tante Bé was emotioneel. Tijdens zijn internering maakte Rolf haar vaak aan het lachen en leerde hij inheemse woorden van haar. Hij mocht zelfs met permissie van de kampleiding haar familie ontmoeten.
In 2010 schreef Joyce Pool de jeugdroman ´Kamp in de jungle. Hierin speelt Rolf Breier onder de naam Dieter een hoofdrol. Deze ontmoeting met de jonge indiaanse wordt in de roman als volgt beschreven: ´Dieters tong was als verlamd, hij kreeg geen woord uit zijn mond. Hij kon alleen maar staren naar het meisje met de prachtige donkere ogen en de zachte huid´.
Na zijn mislukte ontsnappingspoging in het voorjaar van 1945, mocht Rolf haar niet meer zien.

Rolf Breier in 1991- Bron: Chr. Knüppel

Rolf heeft nooit excuses gekregen voor zijn detentie in Indië en in Suriname en is altijd Nederlander gebleven. In een interview in 1999 zegt hij: „Al onze bezittingen en het huis in Semarang zijn we kwijtgeraakt. Zes jaren van mijn jeugd heb ik in gevangenschap moeten doorbrengen. Het enige dat ze me nooit hebben afgenomen, is mijn Nederlanderschap.”

In 1996 kreeg Rolf een beroerte. Hij sprak daarna allen nog Maleis/Nederlands tegen zijn Duitse verzorgers. Het ging steeds meer bergafwaarts met hem en in 2010 komt hij in Kiel, in de wijk Gaarden, in een tehuis terecht voor dementerenden. Elke avond maakte hij met zijn medebewoners een wandeling in het park. Praten lukt nauwelijks meer. In 2015 overlijdt hij in het bijzijn van zijn partner Christine Knüppel.

Met dank aan de partner van Rolf, Christine Knüppel

De bronnen die o.a. voor deze tekst zijn gebruikt:
De website www.strafkolonie.nl

De boeken:
‘Een kwestie van macht’ van Anthony van Kampen (1974),
'Kamptoestanden' van J. E. Stulemeyer (1978),
'DD Het leven van E.F.E. Douwes Dekker' van Frans Glissenaar (1999),
'De Strafkolonie’ van Twan van den Brand (2006).
Terug naar de inhoud