Artikel in Legerkoerier over strijd in Hedel
In Nederland
In Hedel
leverde de Brigade „Prinses Irene" haar laatste gevecht
Na een maand
van onafgebroken verbitterde gevechten kwam het grote Geallieerde offensief
waardoor de Duitse bruggenhoofden in midden en west Noord-Brabant opgeruimd
werden, begin November 1944 aan de oevers van de Maas tot stand. De rivier werd
en bleef nog maandenlang niemandsland.
De Geallieerden
waagden zich niet in het drassige polderland, noord van de rivier. Bittere
ervaring had hun reeds geleerd, dat het Hollandse polderland zich bij uitstek
leent voor de verdediging en iedere kilometer terrein betaald zou
moeten worden met stromen bloed en ontzagwekkende materiële schade.
Midden april
1945 kreeg de Kon.Ned. Brigade „Prinses Irene"opdracht een Engels bataljon af
te lossen in de sector Fort Crêvecoeur -Heusden, juist noord-west van 's-Hertogenbosch.
De vijand baseerde zijn verdediging op de vele dorpen en gehuchten aan de
noordelijke Maasoever, welke door de langdurige artillerie- en
mortierbeschietingen in puinhopen veranderd waren.
Het front was
rustig, 's Nachts vuurden de vijandelijke mitrailleurs uit de zuidrand van Hedel
en Ammerzoden op de rivier en de zuidelijke oever; in het terrein tussen de twee
dorpen was echter nooit enig teken van leven te bespeuren. Dit zou — we zullen
het later zien — de Duitsers noodlottig worden. Overdag verstomde het
mitrailleurvuur, om plaats te maken voor artilleriebeschietingen, terwijl een
enkele scherpschutter bij tijd en wijle op een onvoorzichtige vuurde, die zich
te ver buiten zijn dekking waagde. Het optreden van de vijand vestigde van meet
af aan de indruk, dat hij overdag een deel van zijn troepen uit de
gevechtsopstellingen terugnam, om ze bij nacht weer te bezetten.
Een merkwaardig
voorval bracht onverwacht aan het licht hoe ongegrond dit vermoeden was. In het
dorpje Bokhoven stond in een gedeeltelijk verwoest huis een nog bespeelbare
piano. De pelotonscommandant ter plaatse vroeg en kreeg toestemming „Lili
Marlene", het lievelingslied van vriend en vijand, dat Engelsen en Duitsers voor
het eerst in de barre zandwoestijn van Noord-Afrika zongen, te spelen. Terwijl
de slotakkoorden van dit lied over de stille vijandelijke oever wegstierven,
openden de Duitse mitrailleurs in de zuidrand van Hedel en Ammerzoden het vuur
om even later overstemd te worden door een daverende artilleriebeschieting op
Bokhoven. Het was de typische reactie van een prikkelbare en zenuwachtige
tegenstander, die in één klap prijs gaf, wat we na dagenlange waarneming niet
hadden kunnen ontsluieren.
Dit incident
vormde het voorspel tot een periode van grotere activiteit. De Geallieerden
besloten uit een ander vaatje te tappen en de Bommelerwaard te veroveren. Zij
beschikten voor de aanval over een Engelse mariniersbrigade en de Brigade
„Prinses Irene".
Twee
bruggenhoofden
Op grond van
verkregen inlichtingen werd besloten de Maas in de nacht van 24 op 25
april te overschrijden en de bruggenhoofden te vormen rond Velddriel en Hedel.
Velddriel zou veroverd worden door een Engels bataljon, terwijl de Ie
Gevechtsgroep van de Brigade „Prinses Irene" Hedel voor haar rekening moest
nemen. Voor de aanval over de Maas kreeg de Ie Gevechtsgroep de beschikking over
4 stormboten, elk met een capaciteit van een peloton, en de steun van l
afdeling 25 ponders en l afdeling 3.7 Inch,De Commandant van de Ie Gevechtsgroep
stond weer eens voor de bekende vraag: „Waar en hoe zal ik nu mijn aanval
inzetten?"
Een frontale
aanval op Hedel, tegen de dreigende mitrailleurs in de Zuidrand van het dorp,
was ook bij nacht een hachelijke onderneming. Bovendien was de noordelijke oever
met het haventje nu juist geen gunstige plaats om te landen, onder gericht
vijandelijk vuur.
De Commandant
liet daarom zijn oog vallen op het open terrein tussen Hedel en Ammerzoden, waar
's nacht nooit enig teken van leven te bespeuren was. Daar bood het terrein een
schitterende gelegenheid Hedel te omvatten en de vijand in zijn zwakke zijde —
in de rug — aan te grijpen.
Verkenningspatrouilles drongen nog dezelfde nacht in dit terrein door en ook nu
bleek de noodzaak van deze verkenningen weer eens zonneklaar. De vijand had
verscheidene mijnenvelden en hindernissen op dit terrein gelegd, die nauwkeurig
gelokaliseerd werden. Om zo weinig mogelijk aan het toeval over te laten, gingen
de verkenningspatrouilles in de aanvalsnacht, enkele uren vóór de aanval,
opnieuw de Maas over om de opmarsweg en de mijnenvelden met paaltjes aan te
geven. Tijdens de aanval traden de patrouilles als gidsen op.
Even na
middernacht, op 25 April, voeren de stormboten onder bevel van een jonge Engelse
marineofficier, die ondanks zijn leeftijd reeds een veteraan was van vele
rivierovergangen, de Maas op. De vijandelijke oever tekende zich in het heldere
maanlicht even scherp af als overdag en weldra zagen we de eigen patrouilles,
die op de vijandelijke oever reeds een goede landingsplaats opgezocht hadden.
Snel werd een klein bruggenhoofd gevormd om de rest van de gevechtsgroep, die
met de tweede vaart kwam, af te wachten.
Hedel
binnengedrongen
Een uur later
drongen de voorste troepen, die dank zij de aanwijzingen der gidsen zonder
moeilijkheden de mijnenvelden
vermeden, uit noordwestelijke richting de straten van Hedel binnen. Enkele
kilometers naar het oosten
klonken de snerpende salvo's van Engelse en Duitse mitrailleurs, zo nu en dan
overstemd door doffe dreunen van artilleriesalvo's. De strijd in Velddriel was
ontbrand.
In de stille
straten van Hedel zagen we in het maanlicht ladders en stoelen tegen de
voorgevels van de huizen, een geliefkoosd middel van de Duitsers om de plaats
van mijnen en valstrikken aan te geven. Er ontplofte, wonder boven wonder,
niets. Verderop in de zuidrand van Hedel drongen de voorste troepen reeds de
vijandelijke opstellingen binnen, waar de totaal verraste tegenstander zich
zonder slag of stoot overgaf.
Aan de
oostzijde van het dorp ontsprong de vijand de dans. Ome voorste troepen vielen
over enige struikeldraden, waaraan bellen bevestigd waren, die door hun
onheilspellend gerammel in de stille nacht, de vijand alarmeerden. Snel werden
de toegewezen steunpunten in staat van verdediging gebracht. De commandopost,
achter de toonbank van
een half verwoeste slagerswinkel, temidden van hopen dode mieren, die in dit
ontvolkte gebied van eenzaamheid en
verveling waren gestorven, was spoedig in bedrijf.
Alles verliep
te voorspoedig en te mooi om waar te zijn. Bij het aanbreken van de dag begon
het getij te keren.
De eerste
patrouilles die er op uit trokken om contact op te nemen met het bruggenhoofd
rond Velddriel, liepen enkele
honderden meters buiten het bruggenhoofd vast tegen een scherm van vijandelijke
gevechtspatrouilles.
Noord van het
bruggenhoofd langs de kunstweg Hedel—Zaltbommel drong de vijand reeds tot de
rand van onze steunpunten door. En tenslotte, als een donderslag b|j heldere
hemel, kwam het bericht, dat het bruggenhoofd rond Velddriel
gevallen was.
Er was één
lichtpunt; we wisten precies waar we aan toe waren. De Duitsers zouden
ongetwijfeld alle troepen, die ze nog bij elkaar
konden schrapen, tegen Hedel inzetten. Ze lieten niet lang op zich wachten. In
de vroege middag ontketenden ze
hun eerste aanval aan de noordrand van Hedel, door het sterk begroeide terrein
waar het manshoge, half vergane onkruid en de boomgaarden een uitstekende
gezichtsdekking boden. Onze artillerieconcentraties vormden een gordijn van
rook, vuur en staal temidden van de aanvallende troepen en sloegen
diepe bressen in de vijandelijke gelederen. De mitrailleurs op de flanken van de
steunpunten zetten het vernietigende
werk voort en joegen de vijand verder uiteen. De aanval liep vast In het
moordende vuur; alleen één vijandelijk
peloton, gebruik makende van de dekking welke de huizen boden, drong het dorp
binnen. Een patrouille wist hen in de
omgeving van de protestantse kerk tot staan te brengen.
Het was thans
zaak de doorgedrongen vijand, die zich in het hartje van het bruggenhoofd
verschanste en door zijn vuur onze
bewegingen belemmerde, zo snel mogelijk onschadelijk te maken. Want een vijand
in de eigen gelederen is duizendmaal
gevaarlijker dan een vijand er buiten. De Duitsers kregen geen respijt. Ze
moesten onmiddellijk weer in het
vuur, nog vóór ze tijd hadden een behoorlijke opstelling. Het eerste
aanvalsdoel was de Protestantse kerk, waaruit de Duitsers de directe omgeving
beheersten. Na een korte artilleriebeschieting zette een peloton parachutisten, die
tezamen met de bediening van de mortieren van 8 de reserves vormden in het
bruggenhoofd, de aanval in.
Handgemeen in de kerk
Het
mitrailleurvuur verdreef de vijand van de kerkramen. Onder dekking van dit vuur
drongen de voorste troepen achter een regen van handgranaten de kerk binnen om
de strijd met de bajonet te beslissen. Het heiligdom werd het toneel van woeste
strijd, waarbij de Duitsers zich tussen de kerkbanken op het koor en in de
doopruimte tot het bittere einde verdedigden. Achter de muren van het kerkhof
laaide de strijd even fel op als in de kerk. Maar ook hier werd de vijand door
handgranaten en het staal van de bajonet verdreven.
In de huizen
langs de straat deden ze een laatste vertwijfelde poging om de aanval te
stoppen. Maar het was te laat. Een groep parachutisten maakte uit de kerk
een omtrekkende beweging over de rechterflank en bereikte zonder moeilijkheden
de laatste huizen van de straat. De vijand had geen rug- en geen flankdekking en
dat werd hem noodlottig. Langzaam maar zeker werd de tang vaster dichtgeknepen,
waardoor hun geen kans meer kreeg te ontsnappen.
Maar wie dacht
dat hij zich zou overgeven kwam bedrogen uit. Ondanks de hopeloze situatie
vochten de SS-ers tot het bittere
einde. Na een felle strijd gingen ze ten onder, maar niet dan met achterlating
van 18 doden en 13 gewonden.
Bij het vallen
van de avond sloeg de vijand opnieuw toe. Hij viel aan uit de richting
Ammerzoden, door de uiterwaarden langs de Maas, met het kennelijke doel een wig
te drijven tot diep in de rug van het bruggenhoofd. De bezetting van
het steunpunt op de luk, bestaande uit een peloton luchtdoelmitrailleurs,
onderkende tijdig het gevaar op het open terrein, zo vlak als een biljartlaken,
hadden de mitrailleurs en de artillerie vrij spel tegen de oprukkende vijand. De
aanval werd in de kiem gesmoord en de vijand zocht zijn hei1 in een
overhaaste vlucht.
Infiltratie
Ook aan de
noordzijde van het bruggenhoofd nam de activiteit hand over hand toe. De vijand
ham hier zijn toevlucht tot
een andere tactiek: de infiltratie. Kleine groepen doken, voortdurend rond en
tussen de steunpunten op en zochten een weg naar het hart van het bruggenhoofd.
Maar zij moesten een zware tol betalen. In het terrein tussen de steunpunten
werden zij voortdurend door de mitrailleurs in de steunpunten beschoten,
terwijl de artillerie- en mortierconcentraties hen vervolgens tot diep in het
bruggenhoofd bestookten.
Bij het
aanbreken van de dag werd het bruggenhoofd zorgvuldig afgezocht, waarbij 72
krijgsgevangenen in onze handen vielen.
In de
ochtenduren van de 26e april werd de aanval op Zaltbommel opnieuw uitgesteld. De
aanval op de Bommelerwaard was echter nog niet definitief van de baan en er werd
een compagnie naar Hedel gezonden, om de verdediging te versterken. Een peloton
van deze compagnie kreeg opdracht het noordelijk steunpunt te versterken, de
rest van de compagnie werd door de Commandant van de Ie Gevechtsgroep in eigen
hand gehouden. Een sterke reserve was meer dan ooit nodig, nu de vijand tijd
kreeg om een grotere aanval voor te bereiden.
Tijd is op het
gevechtsveld nu eenmaal van onschatbare waarde. Gelukkig maakte de vijand
slechts een pover gebruik van de kostbare tijd, welke hem gelaten werd. Hij
bleef volharden in zijn tactiek van kleine aanvallen, van versnippering van
kracht, welke kansloos was tegen de steeds hechter wordende verdediging. De
meeste aanvallen kwamen nauwelijks verder dan de gereedstelling, waar ze, dank
zij de goede waarnemingsmogelijkheden van de verdediging, reeds door het
artillerievuur uiteengedreven werden.
Ook de
vijandelijke verkenningspatrouilles kregen bitter weinig gelegenheid hun werk
ongestoord te verrichten. De Duitsers
ondervonden aan den lijve hoe waardeloos patrouilles zijn die onvoldoende met
het terrein bekend zijn.
Langs de grote
weg Hedel-Zaltbommel, juist aan de rand van het bruggenhoofd stond een kazemat
uit het jaar 1940 met de
deuropening naar het noorden. Een van de
vijandelijke patrouilles baande zich een weg door de droge sloot langs de
kazemat. Ter hoogte van de kazemat werd
ze waargenomen en beschoten door een zwervende mitrailleur. Hals over kop dook
de patrouille in de kazemat
om bescherming te zoeken tegen het vuur. Een eigen patrouille naderde langs de
blinde zijde om de Duitsers in te
rekenen. Merkwaardig genoeg oefende deze val een bijzondere aantrekkingskracht
uit: immers verschillende patrouilles vielen hier op precies dezelfde manier in
onze handen.
Stilte
voor de storm
Bij het vallen
van de avond keerde de stilte rond Hedel terug. Maar het was de stilte voor de
storm. De vijand gaf zijn tactiek van kleine aanvallen op en verzamelde troepen
voor een grotere aanval. Een half uur voor de ochtendschemering op de 27e april
barstte het vijandelijk artillerievuur los op het noordwestelijke steunpunt.
Het eerste
slachtoffer was de pelotonscommandant, die door een granaatscherf enige vingers
verloor, maar ondanks zijn
verwonding rotsvast op zijn post bleef. Het stond als een paal boven water, dat
dit peloton met deze commandant zou
vechten tot het bittere einde.
Even later
beukte de Duitse artillerie op de omgeving van het oostelijke steunpunt, waar
het gros van de granaten gelukkig hun doel misten. In het vale rookachtige
schijnsel van de parachutelichten welke de mortieren van 5" met de regelmaat van
de klok afvuurden om het terrein te verlichten, tekende zich weldra de aanval
af. De pelotonscommandant van het oostelijk steunpunt verbrak de ondragelijke
spanning met het bericht: „Ik zie honderd Duitsers recht
op mijn steunpunt aanvallen".
Onze
artillerieprojectielen gierden reeds over het bruggenhoofd en trokken een gorden
van vuur en staal op, rond het steunpunt. Ondanks het helse artillerievuur
kwamen de vijandelijke mitrailleursalvo's steeds dichter bij. Het laatste
bericht van de pelotonscommandant: „Mijn steunpunt is gevallen, ik vecht
temidden van Duitsers". Het laat geen twijfel meer bestaan aan de ernst van de
situatie. De vijandelijke aanval moest en zou tot iedere prijs gestopt worden.
De bedieningen van de mortieren van 8",
versterkt met het personeel van de
commandopost, kregen opdracht het vuren te staken en een verdedigende opstelling
in te nemen in de huizen rond de commandopost.
Laatste stormloop
In het flauwe
licht van de vale ochtendschemering zetten de Duitsers hun laatste stormloop in
tegen deze hulzen, welke de weg naar de Maasoever versperden. Ondanks herhaalde
verwoede pogingen leed hun aanval in het zicht van de haven schipbreuk.
Het tijdstip
was aangebroken voor een tegenaanval. Met de bajonet op het geweer stormden de
mannen van de
reservecompagnie naar voren, wierpen zich op de vijand en drongen weldra het
verloren gegane steunpunt binnen. De ravage in het steunpunt was ontzettend.
Naast talloze dode en gewonde Duitsers werden 9 doden en 16 gewonden
aangetroffen van het peloton, dat onder het volle gewicht van de eerste
vijandelijke stormloop bezweken was.
Uit de verhoren
van de krijgsgevangenen bleek, dat zij allen behoorden tot de voorcompagnieën
van een bataljon.
Het behoeft ons
dan ook nauwelijks te verbazen, dat de eerste aanval het pelotonssteunpunt
overweldigde.
In het
bruggenhoofd werden nu de laatste Duitsers, die van de aanval waren afgedwaald,
ingerekend. Het bruggenhoofd
was weer vast in onze handen.
In de late
namiddag van de 27e april ontvingen we bevel het bruggenhoofd bij het vallen van
de avond te ontruimen. Rond middernacht was de Ie Gevechtsgroep terug in
Engelen, op hetzelfde punt waar we drie dagen tevoren afgevaren
waren, met de vaste overtuiging, de Bommelerwaard aan de Duitse greep te
ontrukken. Het lot beschikte anders.
Maar er waren
ook lichtpunten. De Duitsers verloren 243 doden, gewonden en krijgsgevangenen.
Wij hadden 13 doden en 39 gewonden verloren. De strijd rond Hedel was de laatste
actie van enige betekenis op Nederlandse bodem,
uitgevoerd door Nederlanders die in alle opzichten tegen de Duitsers opgewassen
waren. De vrede naderde met rasse schreden.
Het was een
historisch, onvergetelijk moment, toen de Brigadecommandant, enkele uren voor de
capitulatie, het bericht zond: „Dit is mijn laatste bevel; om 8.00 uur
vanochtend wordt het vuren gestaakt."
De in het
voorjaar van 1952 door de Geallieerde Opperbevelhebber in Europa aan Nederland
ter beschikking gestelde SHAPE-missie is met ingang van l mei j.l. als zodanig
opgeheven en vervangen door een aantal adviseurs, die tezamen vormen het „SHAPE
Team of Training Advisers". Dit SHAPE-team, dat is toegevoegd aan de
Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Landmacht, zal onder leiding staan van de
Amerikaanse kolonel Steve A. Chappuis, Ridder M.W.O.
De taak van het SHAPE-team zal zijn de Nederlandse militaire commandanten van
advies-te dienen in vraagstukken van opleiding.
De Amerikaanse
brigade-generaal Robert W. Ward, die gedurende drie jaren aan het hoofd heeft
gestaan van de SHAPE-missie in
Nederland, doch in verband met de opheffing hiervan deze functie dezer dagen zal
neerleggen, is bij Koninklijk Besluit van 30 Maart j.l. benoemd tot commandeur
in de orde van Oranje Nassau, met de zwaarden. De versierselen van deze hoge
onderscheiding zijn de brigadegeneraal Ward persoonlijk uitgereikt door Zijne
Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden.
De oorlog was
voorbij, maar de naam Hedel blijft in onze krijgsgeschiedenis voortleven. Als
een blijvende herinnering aan de moed en opofferingsgezindheid waarmede de
mannen van de Brigade streden, prijkt de naam Hedel met het vaandel van de
Brigade naast St.Côme, Pont Audemer, Beringen en Tilburg.
A. A. Ps
Uit de
Legerkoerier juni 1952