Artillerie
Wolverhampton > Wrottesley Park
Artillerie
Bron: Hans Sonnemans in de Vaandeldrager, nummer 145
Hogere vuursnelheid en "9-veld"
De Ordnance QF 25-pounder, algemeen bekend als de 25-ponder, speelde een prominente rol als het voornaamste Britse artilleriegeschut gedurende de Tweede Wereldoorlog. De aanduiding "Qf" verwijst naar het vermogen van het wapen om snel te vuren, terwijl "25-ponder" de gewichtsklasse van de projectielen benadrukt, die elk ongeveer 25 Engelse ponden (11.5 kg) wogen. Het kanon, met een kaliber van 3.45 inch (8.76 cm), werd vlak voor de oorlog geïntroduceerd en kon zowel indirect as direct vuur leveren. Het onderscheidde zich door een hogere vuursnelheid en grotere mobilliteit dan zijn voorgangers in het Britse leger.
De ontwikkeling van dit wapensysteem startte in de vroege jaren '30, en het werd officieel in gebruik genomen in 1939. waarna het al snel in 1940 tijdens de de strijd strijd om Narvik in Noorwegen werd ingezet.
Het wapen bleef tot ver in de jaren 60 het primaire artilleriegeschut van het Britse leger en werd bij trainingsunits zelfs tot in de jaren '80 gebruikt. Het vond ook zijn weg naar de strijdkrachten van verschillende Gemenebest-landen tot ongeveer de jaren ' 0.
Zowel de Nederlandse als de Belgische krigsmachten namen de 25-ponder in hun arsenalen op in Nederland stond het bekend als de "veld-9" vanwege zijn kaliber van 8.76 cm en de rol als veldgeschut
De stuksbemanning tijdens oefening in het Verenigd Koninkrijk
De bemanning een 25 ponder:
1. De Stukscommandant, verantwoordelijk voor de algemene lading en het richten van het kanon, gebruikmakend van een richtspaak voor nauwkeurige positionering.
2. De Sluitstukbediende, die niet alleen het sluitstuk bediende, maar ook de taak van de aanzetter op zich nam, gepositioneerd naast de loop van het kanon,
3. De Richter, geplaatst aan de linkerzijde van het kanon, zorgde voor de fijnafstelling van hoogte en zijdelingse richting en communiceerde direct met de stukscom-mandant over aanpassingen.
4. De Lader, die achter de richter stond, was verantwoordelijk voor het laden van de granaat en de drijflading na deze voor controle aan de stukscommandant te hebben gepresenteerd.
5. De Munitiewerker (Aangever), had als taak om de munitie aan de lader te verstrekken en die ontsteker te controleren
6. Een tweede Munitiewerker (Tempeerder), die naast het instellen van de ontstekingen ook de drifjladingen prepareerde en zorg droeg voor de munitievoorraad. Deze persoon fungeerde tevens als vervangend stukscommandant.
Trekker en aanhanger
Elke 25-ponder artillerie-eenheid was standaard uitgerust met een speciale munitie aanhanger, bekend als "trailer, en artillery, No 27, die ook wel de voorwagen of het caisson werd genoemd. Deze aanhanger, essentieel voor het "vervoer van munitie, was direct gekoppeld aan het kanon en werd getrokken door een specifiek voor dit doel ontworpen arttillerietrekker. Een belangrijke functie van deze aanhanger was het assisteren bij het remmen, aangezien de affuit van het kanon zelf alleen voorzien was van een handrem De gesloten aanhanger uitgerust met twee deuren, bood ruimte voor het transport van tweëendertig granaten, terwijl extra munitie en essentïele onderdelen zo als vizieren vervoerd werden in of op de artillerietrekker zelf.
In het Britse leger was het gebruikelijk dat elke sectie, bestaande uit twee kanonnen, ondersteund werd door een derde trekker. Deze had als specifieke taak het vervoeren van extra munitie en was uitgerust om twee munitie aanhangers te trekken. Dit systeem zorgde ervoor dat de artillerie eenheden voldoende bevoorraad waren en efficient konden opereren tijdens missies, door te voorzien in een gestage toevoer van munitie en de noodzakelijke onderdelen voor onderhoud en reparaties direct bij de hand te hebben.
Gedurende en na de Tweede Wereldoorlog waren de CMP Ford FGT en Chevrolet CGT de standaard tractoren voor het verplaatsen van de 25-ponder. Bij de Prinses Irene Brigade was het de Morris CB FAT (Field Artillery Tractor), ook bekend als de "quad", een 4x4 veldartillerietrekker. Deze tractoren werden geproduceerd door Morris Guy, en Karrier in het Verenigd Koninkrijk, maar ook op grote schaal door Ford (onder de naam FGT) en Chevrolet (CGT) in Canada, als de CMP FAT, wat staat voor Canadan Military Pattern Field Artillery Tractor.
Batterij Artillerie
De Battery Artillerie van de Prinses Irene Brigade werd geformeerd op 1 januari 1942, bestaande uit 92 manschappen, 4 stuks 25-ponder geschut en georganiseerd volgens Brits model. Hun 25-ponders vielen op door de specifieke markeringen: elke schietbuis was versierd met een geschilderde gekroonde "W" van (koningin Wilhelmina), net zoals alle geschut van voor 1940 in het Nederlandse leger.
Commandant van de Battery was kapitein J.A. Risseeuw. In de periode 14 september 1944 tot maart 1945 was hij afwezig ten gevolge van een ongeval en nam zijn second-in-command de eerste luitenant G. Gouman hem waar.
De Battery wat opgedeeld in een Staf een operationele gevechtsbatterij, met de gevechtsbatterij bestaande uit twee secties. Elke sectie had twee artilleriestukken (met de eerder genoemde trekkers en aanhangers) en een munitieploeg, uitgerust met nog eens twee munitie aanhangers. Aanvullend waren er ondersteunende voertuigen toegewezen aan de Batterij, waaronder drie trucks van 60 cwt (3 ton), vijf trucks van 15 cwt (0,75 ton), drie BSA M20 motrorfietsen, drie Willy Jeeps, twee White Scout cars en een Universal carrier.
De Batterij in actie in Normandië
Na de landing in Normandië op 5 augustus 1944, werd de Batterij snel uitgebreid met nog eens twee 25-ponders extra materieel en personeel, waardoor de sterkte groeide naar 130 man. De Batterij was zo georganiseerd dat ze zelfstandig buiten het verband van de Prinses Irene Brigade kon opereren. Tijdelijk kwamen ze in Normandië onder Brits en later onder Amerikaans bevel. Begin september sloten ze weer aan bij de Brigade voor de opmars door België, gaven vuursteun bij gevechten in Hilvarenbeek en Tilburg en boden ondersteuning tijdens commandoraids in Zeeland en gevechten van de Polen bij Breda onder Brits bevel in de laatste fase van de oorlog en hielp de Batterij bij het veiligstellen van de Bommelerwaard tijdens de gerechten bij Hedel.
Twee militairen van de Battterij kwamen om:
- Soldaat M. Rodrigues (een schuilnaam in verband met zijn joodse achtergrond, zijn werkelijke naam was Abraham Levy) raakte op 27 oktober 1944 gewond bij Broekhoven (Tilburg) en overleed vier dagen later aan zijn verwondingen.
- Tweede luitenant Frans van Walsum, oorspronkelijk afkomstig uit Eindhoven, kwam op 5 juli 1945 in Den Haag om het leven door een noodlottig incident bij een controlepost van de Binnenlandse Strijdkrachten. Een waarschuwingsschot afgevuurd voor een ander voertuig uit de tegenovergestelde richting, werd hem fataal.
Tussen augustus 1944 en april 1945 vuurde de Batterij in totaal 17.400 projectielen af. De Batterij nam deel aan de rintocht in Tilburg in oktober 1944, was terbij tijdens de feestelijk intocht in Den Haag op 8 mei 1945 en de grote overwinningsparade in Amsterdam op 31 mei. Op 13 juli 1945 werd de Batterij Artillerie van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene officieel opgeheven.
Oefeningen met de Batterij Artillerie. Let ook op de munitiewagen.