Breda - Langstraat
In Nederland
's Middags om 17.20 uur begon de afmars via Hilvarenbeek, Hoge- en Lage Mierde, Nederlands-Belgische grens, Aerendonk naar Weelde. De 'troop' werd hier om 19.30 uur ondergebracht in boerderijen. De volgende morgen 28 oktober ging de reis via Poppel, Goirle en Tilburg, waar een half uur rust werd gehouden voor contact met de bevolking, richting Breda.
Theedrinken op de Bredaseweg, ter hoogte van Dongewijk
Brenschutter en infanterist tussen Tilburg en Breda
Bren carrier in stelling bij Hulten
Verbindingswagen bij Rijen
Bron: Google Maps
De Brigade kreeg het bevel om te vertrekken naar Maasbrug, een verzamelrayon ten westen van Tilburg. Hier moesten ze gat dichten dat was gevallen rond Hulten en Rijen. Dit lag tussen het gebied dat de 1e Poolse Pantserdivisie bestreek enerzijds en de stad Tilburg en omgeving, dat door de 15 Schotse Infanterie Divisie werd bevrijd anderzijds. Voor deze opdracht kreeg de Brigade steun van een Britse tankeenheid nl. de 4e Britse Tankbrigade.
Daar aangekomen kwam de Brigade onder bevel van de 7th Armoured Division. Gevechtsgroep I bezette station Rijen en patrouilleerde tussen Rijen en De Vijf Eiken. Gevechtsgroep II nam stelling bij de viersprong van de wegen Rijen-Gilze en Tilburg-Breda. Gevechtsgroep III kwam in reserve in Hulten, terwijl de Verkenningsafdeling en de commandopost net buiten dit dorpje lagen.
's Morgens op 29 oktober waren de Duitsers nog in Dorst, ten westen van Breda, en het duurde nog tot in de avond voor ze door de Polen waren terugedrongen tot achter de spoorlijn Breda-Tilburg. De Polen wilden zo snel mogelijk oprukken naar Moerdijk en kozen de snelste weg via Teteringen. Het bosgebied Seters, ten noorden van Dorst, had niet hun interesse.
Nadat Hulten en Rijen waren veroverd, ging de Brigade door met patrouilleren in de omgeving. Vaak bleven groepen Duitsers achter om sabotage te plegen en verwarring te stichten. Al patrouillerend kwam de Recce van de Brigade 's middags op 30 oktober toevallig buiten hun sector in het gebied van de Polen terecht, niet wetende dat zij het gehucht Seters hadden overgeslagen. Een nieuwsgierige inwoner van Seters, die zich kwam oriënteren, kwam een gevechtsauto en jeep tegen die net uit de bossen kwam aanrijden. Eerst dacht hij dat het Engelsen waren, maar deze militairen spraken ineens Nederlands met hem. Ze vertelden hem dat ze van de Irene Brigade waren en dat ze met de Geallieerden meevochten om Nederland te bevrijden. Toen de man hen vertelde dat de Duitsers 's morgens al uit het gehucht waren vertrokken, deelde de miliairen sigaretten en chocolade uit. Na een kort praatje wees de man hen de weg terug naar Hulten.
Het is dus aannemlijk dat Seters door de Irenebrigade is bevrijd. In het bericht dat het Hoofdkwartier van de Brigade op 30 oktober 1944 om 17.30 uur (Dagboek van Gevechtsgroep III , nr. 162) stond: "Uitgereden patrouilles melden terrein Gilze-Reyen-Dorst vrij van vijand. U kunt volstaan met 2 man per bren, personeel blijft bij de stelling doch kan rusten."
Bron: Google Maps
Op 31 oktober werd een nieuwe order ontvangen. De Brigade vertrok 's morgens uit Hulten naar de nieuwe bestemming: 's-Gravenmoer-Oosteind. Men was gedwongen via Tilburg te rijden, omdat alle bruggen over het Wilhelminakanaal waren opgeblazen. Op 1 november betrokken Gevechtsgroepen I en III stellingen bij Waspik-Raamsdonkveer, vanwaar patrouilles naar de Bergsche Maas werden uitgezonden om infiltratiepogingen van de Duitsers in zuidelijke richting te voorkomen.
"Hier is de eerste en enige krijgsgevangene van de brigade gemaakt. Ik ben de naam helaas vergeten. Twee soldaten stonden op wacht en bemanden een lichte brenmitrailleur. Zij zouden om 02.00 uur worden afgelost, maar om 02.15 uur was de aflossing er nog steeds niet. Een van hen ging even weg naar de groep om te zien waar de aflossing bleef. Ze sliepen nog!! Ze sliepen gekleed, dus waren vrij snel gereed zijn om mee te gaan. Om 02.35 uur waren ze op de plaats terug, maar vonden er geen wachtpost en ook geen brenmitrailleur. Onmiddellijk werd de pelotonscommandant gewaarschuwd, die meteen met twee soldaten op pad ging om te proberen de verdwenen man terug te vinden. De afstand tot de Maas was circa 150 meter. Daar aangekomen, zagen zij aan de overkant een bootje aanleggen. In de veronderstelling dat de gezochte soldaat daarbij was, wilde men niet schieten en keerde terug naar de plaats waar de wachtpost was. Deze post had intussen weer een andere brenmitrailleur. Toen wij in mei 1945 in Den Haag waren, heeft deze krijgsgevangene zich weer bij de brigade gemeld. Het bleek dat de Duitse patrouille hem had meegenomen. Daarna werd hij door hen doorgezonden naar de kazerne in Den Haag, waar de brigade toen was ondergebracht."
De artillerie batterij van de Brigade, bestaande uit zes Engelse 25 Ponder vuurmonden, werd toegevoegd aan de artilleriegroep 5 R.H.A. (Royal Horse Artillery) die de 1e Poolse Pantserdivisie zou gaan ondersteunen bij een aanval om het Markkanaal. Volgens de verslaggeving uit het dagboek van de artillerie batterij ging de artillerie op 31 oktober in stelling op de coördinaten 40576-54251. Dat is halverwege tussen Oosteind en 's-Gravenmoer. (zie kruisje op de kaart)
De Polen maakten die dagen voorbereidingen het Markkanaal over te steken. De artillerie van de Brigade gaf ondersteuning aan de aanval van deze Poolse Pantserdivisie. Ze schakelden Duitse stellingen uit en verschoten 1139 projectielen.
In de vroege morgen van 3 november stak de 1e Poolse Pantserdivisie (9e Bataljon Strzelcow) op twee plaatsen het Markkanaal bij Oosterhout over. Op Ter Aalst, bij Café de Loswal, lukte dat redelijk goed, maar bij de sluizen in Oosterhout boden de Duitse verdedigers verwoed tegenstand. Het duurde tot in de late namiddag voordat er een Baileybrug gebouwd kon worden, die de tanks kon dragen welke later op de dag Den Hout (ten westen van Oosterhout, zie kaartje) bevrijdden. Bij deze zware gevechten kwamen 30 Poolse en circa 100 Duitse soldaten om het leven.
Generaal Maczek, commandant van de 1e Poolse Pantserdivisie, liet d.m.v. een bericht op 5 november 1944 duidelijk blijken dat hij blij was met de ondersteuning van de Brigade.
Defilé in Tilburg op 4 november 1944
Op 4 november werden de niet in de voorste linie zijnde manschappen maar Tilburg gestuurd, waar een kleine parade werd gehouden, waarbij Prins Bernhard en het gemeentebestuur aanwezig waren en de Irene Brigade werd gehuldigd voor haar bijdrage aan de bevrijding van Tilburg.
Tussen 5 en 11 november werd de Verkenningsafdeling van de Irene Brigade geplaatst bij een afwateringskanaal in Baardwijk, Gevechtsgroep II in Waalwijk en Gevechtsgroep 1 tussen Besoyen en Waalwijk, de Artillerie en de Staf in Kaatsheuvel. Gevechtsgroep III lag in reserve in Loon op Zand. In de omgeving van deze troepen lagen veel mijnenvelden, waardoor enkele soldaten (w.o wmr. Bloemen, Heesakkers, Velthuizen en Van Lienden) bij een patrouille langs de Maas op een mijn liepen en zwaar gewond raakten.
Op 8 november slaagden de Canadezen er intussen in, ten koste van vele gesneuvelden, om Walcheren op de Duitsers te veroveren. Hierdoor was de zeeroute naar het strategisch belangrijke Antwerpen geopend. De Irene Brigade werd gevraagd om, onder bevel van de Lowland Division, hier bewakingstaken uit te voeren.
Op 9 november bezocht de Minister van Oorlog Van Lidth de Jeude, die als eerste lid van de Nederlandse regering de grens bij Poppel overschreed, de Irene Brigade.
11 november vertrok de Brigade naar Wuustwezel in België, om een weekend tot rust te komen. Hier kwamen ze terecht op een iets aflopend stuk grasland tegenover een boerderij. Sommigen mochten voor ontspanning de volgende morgen een dag naar Antwerpen. Op 14, 15 en 16 november vertrok de Brigade via Putte, het zwaar gehavende Hoogerheide, Woensdrecht, Goes en vervolgens te voet (!) van Arnemuiden naar Veere in Zeeland.