Dagboekpassage Ton Herbrink - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Dagboekpassage Ton Herbrink

Normandië
Hachelijk avontuur van pelotonscommandant Ton Herbrink, nabij Varaville

Tussen Varaville en Cabourg hadden de Duitsers een mini-waterlinie gemaakt met behulp van de rivier Dives. De weg van Varaville naar Cabourg stond voor ongeveer eenderde onder water. De 1th gevechtsgroep werd belast met de bewaking van deze waterlinie en mijn peloton kreeg het westelijke gedeelte vanaf Varaville.
 
Na de stellingen te hebben betrokken, gaf ik de leiding voor enkele uren over aan mijn opvolger. Ik had gedurende twee nachten en dagen niet geslapen en was dus goed moe. Ik lag nog geen half uur te slapen, toen de wachtpost mij kwam wekken en meldde dat er vijand was gehoord aan de waterkant. Verdere details kon hij niet geven. Zij zeiden dat de plaatsvervanger even weg was geroepen door de gevechtsgroepcommandant. Ik moest dus wel opstaan om polshoogte te nemen. De wachtpost duidde mij uit waar het geluid vandaan kwam. Dat bleek de waterkant te zijn. Nadat ik de beide wachtposten in een vuuropstelling had geplaatst, sloop ik naar de waterkant en toen ik daar nog een meter vandaan was, hoorde ik een plons in het water. Enkele kikkers doken onder, nadat ze door mijn aankomst waren verstoord. Ik moest wel concluderen dat de beide wachtposten wat zenuwachtig hadden gereageerd op het geluid aan het water, maar ze begrepen zelf ook dat het eigenlijk niet nodig was geweest om mij wakker te maken. Zelf boden zij hun excuses aan en beloofden goed op te blijven letten.
 
De volgende morgen werd ik ontboden bij de gevechtsgroepcommandant. Hij vertelde mij dat de Belgische Brigade Piron op onze linkerflank opereerde en langs de kust was opgerukt naar Cabourg. Als flankeenheid van de Belgen moesten wij contact met hen onderhouden. De gevechtsgroepcommandant gaf mij opdracht contact op te nemen met de Belgen om de ervaringen en gegevens uit te wisselen.. Hij deelde mede dat de weg achter de waterlinie vrij van vijand was en dat ik een opvouwbare fiets van hem meekreeg om de afstand snel te kunnen overbruggen. Ik vroeg hem of het niet beter zou zijn mij een soldaat mee te geven. Als er toch iets zou gebeuren, was het altijd beter met tweeën te zijn dan helemaal alleen. Hij vond dat niet nodig en zei hij - ik heb maar één fiets. Na gezegd te hebben dat ik de opdracht dus alleen uit zou gaan voeren, ging ik per fiets op weg. Voor ongeveer eenderde van de af te leggen weg, stond de weg onder water, zo ongeveer tot even beneden kniehoogte. Het fietsen door het water was wel een handicap, maar het ging toch wel.
Na ongeveer 2 kilometer kwam ik bij een enorm grote krater in de weg, tot aan de nok vol met water, met een modderig dijkje er om heen. Ik probeerde de fiets te dragen en langs de krater te komen, maar kwam al gauw tot de ontdekking dat het gevaarlijk was, want het dijkje was erg modderig en ik gleed telkens uit. Ik besloot daarom om de fiets ter plaatse tegen een boom te plaatsen en te voet verder te gaan. Na 20 minuten gelopen te hebben, kwam ik bij de eerste Belgische post. Na uitwisseling van het wachtwoord mocht ik nader bij hen komen en hen op de hoogte stellen van mijn opdracht. Hun jeep stond tien meter verder en ik werd daarmee naar hun commandant gebracht.
De commandant van de brigade en enkele stafofficieren ontvingen mij zeer hartelijk, er werd koffie aangeboden en de gegevens en ervaringen werden uitgewisseld. De Belgen hadden bij hun opmars naar Cabourg ook weinig weerstand ontmoet en hadden ook geen verliezen geleden.
  
Na ongeveer drie kwartier begon ik weer aan de terugtocht naar Varaville. Zonder problemen kwam ik weer bij de krater, waar ik mijn fiets achtergelaten had. Nog voordat ik bij de krater was, suisde een kogel langs mijn oren. Ik liet mij vallen en bleef roerloos liggen. Ik had de schutter niet gezien, maar het schot kwam van de andere kant van de krater. Ik besefte na enige ogenblikken dat er niets anders opzat dan roerloos te blijven liggen, net te doen alsof ik dood was en zo goed en zo kwaad als het ging, de andere kant van de krater in de gaten te houden.. De schutter aan de andere kant zou waarschijnlijk ook wel blijven wachten en hopen dat ik te voorschijn zou komen.
 
Hoe lang het heeft geduurd weet ik echt niet. Elke minuut leek wel een eeuwigheid. Na geruime tijd werd mijn wachten toch beloond. Ik zag de schutter aan de andere kant bewegen en zijn wapen in de aanslag brengen. Hij ging zelfs zover dat hij op de knieën ging zitten. Hij had mij kennelijk nog niet ontdekt. Dit was voor mij het moment om te vuren. Niet één patroon, maar de helft van mijn magazijn. Hij viel voorover in de krater met geweer en al. Geloof het of niet, maar ik was wel een beetje in de war. Was hij de enige Duitser in de buurt? Of kon ik nog meer vuur verwachten. Op een afstand van ongeveer 10 meter links van mij stond een boerderij. Ik dacht dat ik het best via die boerderij naar mijn fiets kon komen. Het lopen langs de krater, zonder enige dekking, vond ik te riskant. In de tijgersluipgang kroop ik naar de boerderij en met grote omzichtigheid ging ik naar binnen en kwam op de deel. Daar was niets te zien en er gebeurde ook niets. Van de deel ging ik naar de gang van het voorhuis. De deur stond open en op de gang was niemand te zien. In de gang merkte ik dat alle deuren naar de kamers open stonden, maar toch bleef ik heel voorzichtig van de ene kamer naar de andere gaan. Nergens was een teken van leven. Voordat ik de boerderij verliet door de voordeur, bleef ik nog een tijdje binnen om het terrein rond de krater goed te observeren, maar er was geen enkele beweging te ontdekken. Dus waagde ik de sprong naar mijn fiets. Ook dat overleefde ik. Met de fiets door het water terug naar de eigen opstelling en binnen een half uur bracht ik verslag uit aan de commandant van de 1 gevechtsgroep over mijn bezoek aan de Belgen en mijn ontmoeting met een verdwaalde Duitser! Hij gaf toe dat het toch beter geweest zou zijn om mij niet alleen op stap te sturen, maar, zei hij, het is toch goed afgelopen!! Tot op de dag van vandaag begrijp ik nog steeds niet waarom die ene Duitse soldaat zich daar ter plaatse ophield of was achtergebleven.
Deze belevenis is heel bekend bij alle veteranen van de Brigade. In 2014 is het zelfs uitgebracht in stripvorm. Illustrator Erik de Graaf nam het op in het stripboek: "Op Missie , 10 veteranen 10 verhalen". Het is gemaakt in opdracht van het Comité Nederlandse Veteranendag.

Klik hier voor een levensoverzicht van Ton Herbrink

Terug naar de inhoud