Hilvarenbeek - Tilburg
In Nederland
Op 20 oktober was het Ie Canadese legerkorps in West-Brabant tot het offensief overgegaan, om in samenwerking met het Engelse 12e Legerkorps de Duitsers zo snel mogelijk uit West-Brabant te verdrijven. Zij hadden immers nog steeds de mogelijkheid voor voor een aanval op Antwerpen, dat op 4 september 1944 op zo'n wonderbaarlijke wijze onbeschadigd in handen van de Geallieerden was gevallen. In het kader van deze aanvalsactie moest de Ie Poolse Pantserdivisie oprukken via de as Baarle - Nassau—Alphen—Gilze—Breda. De 4e Engelse tankbrigade met de Brigade „Prinses Irene", zou Tilburg van het zuiden uit aanvallen.
Deze stad zou tevens worden aangegrepen uit het oosten, ten noorden van het Wilhelminakanaal door de 15e Schotse Divisie, terwijl de Polen Tilburg van het westen uit afsneden en konden bedreigen, als de stad nog niet was gevallen.
Op 24 oktober kreeg de Brigadecommandant om 14.00 uur de opdracht de Brigade te verplaatsen vanuit Oerle (nabij Oirschot) richting Tilburg. De spits werd gevormd door de Recce, aangevuld met enkele Britse tanks. Op enige afstand gevolgd door de overige Britse tanks met daarop en daartussen infanteristen van GG II . Daarna volgde de Staf en GG I en II. De Verkenningsafdeling werd daarna gelegerd in Diessen. De Staf, Gevechtstroepen en artillerie in Hilvarenbeek. Ze namen hun intrek in diverse schuren en huizen.
's Avonds om 10 uur kwam majoor Huber van HQ terug en hoorden we het plan in de achterkamer van een café. Hier stonden twee stallantaarns op het biljard waar grote kaarten van Tilburg lagen uitgespreid. De stad zou genaderd worden uit vanuit het oosten, ten noorden van het Wilhelminakanaal, vanuit Hilvarenbeek en Poppel in België. De Irenebrigade zou langs de weg Hilvarenbeek-Broekhoven gaan. Eerst de Recce om de weg af te tasten, dan Gevechtsgroep II en dan achter twintig Engelse Sherman-tanks, Gevechtsgroep I en vervolgens Gevechtsgroep III, de Staf en een bataljon van de London Yomanry. Het plan was om in vier sprongen vooruit te gaan, de roadblocks op te ruimen en de bossen langs de weg te zuiveren. Uiteindelijk naar Broekhoven om daar een 'firm base' te maken voor verdere operaties. Een tankregiment stond klaar achter Hilvarenbeek, om door Tilburg heen te stoten.'
Troepen op 25 oktober bij het Vrijthof in Hilvarenbeek (Bron: onbekend)
Op woensdag 25 oktober om 7.30 uur, rukte de 46e Brigade van de 15e Schotse Divisie op vanuit de richting Oirschot naar de oostkant van Tilburg. Tegelijkertijd probeerde Gevechtsgroep II van de Prinses Irene Brigade vanuit het zuiden, richting Hilvarenbeek, een doorbraak te forceren op Broekhoven. Deze plaats diende als basis voor de uiteindelijke aanval op Tilburg. De opmars begon met als spits de drie scoutcars van de verkenningsafdeling van de Brigade t.w. de wagens van wmr. Geeraards, ltn. Driebeek en ltn.Van Voorst tot Vorst. Ze werden daarbij ondersteund door de artillerie (zes vuurmonden), twee tanks van de 4e Pantser Brigade en drie pantserwagens.
'Na veel gepraat over de radio kwamen de Sherman-tanks naar voren. Na het lange wachten konden ook de voorste verkenningswagens verder gaan. Nog geen 200 meter verder verschenen uit het niets 36 Duitsers die zich overgaven. Hierdoor aangemoedigd reed de eerste verkenningswagen door tot aan de Ley. Daar moesten ze stoppen voor de opgeblazen brug.'
Even voor Tilburg kregen we de eerste tegenstand, bij een klein riviertje, we komen bij een sloot, ik hoor wat ritselen, schiet met m’n geweer er tussenin en ineens hoor ik roepen: “Nicht schiessen. Nicht schiessen.” Zonder dat ik ’t wist, had ik die mitrailleurcommandant neergeschoten. We zijn daar in de val gelopen van een mitrailleurpost en nog roepen ze: “Nicht schiessen!” Die lui waren oorlogsmoe!"
Wegversperringen nabij Hilvarenbeek (Bron: onbekend)
De weg van Tilburg naar Hilvarenbeek loopt eerst door open bouwland, dat bekend staat als De Voort en Grote Westerwijk, om vervolgens over te gaan in een twee kilometer groot bos. Op de weg daar naartoe kwamen ze veel hindernissen tegen, zoals blokkades van boerenwagens met boobytraps, draadversperringen, bomen op de weg en kraters in het wegdek. Er volgden hier drie schermutselingen achtereen met de Duitsers. De eerste bij De Westrik, daarna bij Grote Westerwijk en vervolgens in het bosgebied dat eindigde bij de Oude en Nieuwe Ley. De begeleidende tanks en artillerie joegen ze echter op de vlucht. Bij Liza's Hoeve stuitte de Brigade op hevig artillerievuur van de Duitsers, waardoor een Britse 'Honey'-tank in brand raakte.
'Hierdoor kreeg de scoutcar van wmr. Geerards en chauffeur Veerman van Ltn. Driebeek bericht om direct terug te keren, maar negeerde de waarschuwing beslist niet te hard achteruit te rijden, moest voor de brandende tank uitwijken en belandde via een schuttersput in een naast de weg gelegen ven en sloeg over de kop.'
'Chauffeur Veerman klaagde kort daarvoor dat hij last met de stuurinrichting kreeg. Hij kreeg echter order om toch door te rijden.'
'Ltn. Driebeek en Ltn. Van Voorst tot Voorst kropen 10 minuten later door een greppel naar de scoutcar. Van Voorst peuterde met de sleutel van zijn eigen wagen het luik los en wmr. Geerards kroop eruit. Zijn chauffeur Veerman lag met zijn hoofd onder water en had geen pols meer. Later bleek dat had hij zijn nek had gebroken.'
De Duitsers hadden hun opstellingen goed gekozen. Zij hadden een uitstekend gebruik van het terrein gemaakt. Overal waar men in het Brabant het woord „Broek" in de een of andere samenstelling aantreft, kan men er van verzekerd zijn met een moerassige, drassige, laaggelegen streek te maken te hebben. Ook hier treffen wij een dergelijk oord aan n.l. Broekhoven. Hier lagen twee bataljons van de 456-Volks Grenadier Divisie, gesteund door artillerie en anti-tankgeschut.
Het terrein ten zuiden van Broekhoven vormt het dal van de Nieuwe Ley, een klein Brabantse beekje, die echter in het natte jaargetijde tot een kleine rivier kan uitgroeien. Het dal van de Ley vormt als het ware de uitloper in Z.O. richting van het Oisterwijkse vennengebied. De Duitsers hadden de oude en de Nieuwe Leij buiten hun oevers laten lopen. Het geïnundeerde moerassige terrein vormde een zeer moeilijke hindernis. Bovendien was door de herfstregens het waterpeil in de Leijstromen nog gestegen. Voor deze hoofdverdedigingslinie bevonden zich in de bossen ten noorden van Hilvarenbeek nog meerdere Duitse versterkingen. Onder meer bij de Westrik en de Beekse Bergen.
Het terrein ten zuiden van Broekhoven vormt het dal van de Nieuwe Ley, een klein Brabantse beekje, die echter in het natte jaargetijde tot een kleine rivier kan uitgroeien. Het dal van de Ley vormt als het ware de uitloper in Z.O. richting van het Oisterwijkse vennengebied. De Duitsers hadden de oude en de Nieuwe Leij buiten hun oevers laten lopen. Het geïnundeerde moerassige terrein vormde een zeer moeilijke hindernis. Bovendien was door de herfstregens het waterpeil in de Leijstromen nog gestegen. Voor deze hoofdverdedigingslinie bevonden zich in de bossen ten noorden van Hilvarenbeek nog meerdere Duitse versterkingen. Onder meer bij de Westrik en de Beekse Bergen.
De Duitsers hadden aan het riviertje de Oude Ley een vooruitgeschoven verdediging ingericht en beschikte over goede pantserafweerwapens. Door het drassige en zeer open terrein en door de gevreesde 88 mm kanonnen van de Duitsers konden de tanks niet verder oprukken. Desondanks rukte de 2e gevechtsgroep (o.l.v. kapitein van de mariniers H. Arends) onder zwaar artillerie- en mortiervuur op, maar werd ten zuiden van de Leij tot staan gebracht. Ondanks herhaalde pogingen, lukte het niet om over de Leij te komen. Het zwaartepunt van de Duitse verdediging lag in en om een groot fabriekcomplex van Verschuuren-Piron bij Broekhoven, welk complex niet veel last ondervond van het Engelse artillerievuur.
"Tilburg, dat was voor mij einde van ’t verhaal. We werden ingezet op een verkennende route naar Tilburg toe. De Engelsen hadden daar moeilijkheden. Bij die verkenning stootten wij op versperringen die de moffen hadden opgeworpen. (…) Die verkenning bracht ons steeds dichter bij de vijandelijke linies, er kwam meer vuur. Op een gegeven moment liepen we vast bij de Ley, vlak bij Tilburg, daar konden we niet overheen en ’t was maar zo een klein riviertje."
'Dat was het einde van onze taak als verkenningsafdeling. We trokken die middag terug naar café De Heem. We begroeven onze gesneuvelde hier achter de boomgaard. Later is hij overgebracht naar het Protestantse kerkhof.'
'Ik was bij deze actie erg getroffen door de vondst van een jonge Duitse officier, die was gedood en had in zijn hand een foto, waarop een jonge vrouw stond met een kind in haar armen.'
Pentekening van G. de Jongh , abusievelijk september 1944 gedateerd, situatie nabij de Oude Ley bij Broekhoven. (c) Regimentsverzameling Brigade en Garde Prinses Irene
'Bij de gevechten voor Tilburg waren we juist bezig over een rivier een bruggenhoofd te vormen. Korporaal Berkleij (Hij kwam uit Brussel, getrouwd en had een dochtertje) en ik kwamen het eerst over en werden hevig onder vuur genomen door Duitse sluipschutters. Berkleij kreeg een kogel door zijn hoofd en zijn helm vloog af. Ik lag twee meter bij hem vandaan. Tegen die kale dijk hadden we helemaal geen dekking. Ik probeerde hem nog te helpen, maar zag wel dat het te laat was: zijn schedel was opengebarsten en ik kon zijn hersens zien.'
'We lagen vlakbij dat bruggetje in een greppel en kwam er een mof met en witte zakdoek ons richting op. Sergeant Buytelaar ging met een paar van zijn mannen naar die man en liep in een hinderlaag. Enkele Duitsers werden gevangen genomen, maar de sergeant was ondertussen al doodgebloed.'
'Ook onze artillerie had slachtoffers te betreuren: een quod reed op een landmijn waardoor Leo Alvares werd gedood.'
'Het was niet mogelijk een schuttersput voor de mitraillist te graven in dat kale maïsveld, op 20 cm.diepte kwam je al bij het grondwater.'
'We zaten tot onze nek in het water van die beek die daar vrij diep was. Aan de overkant zaten Duitse snipers en mortieren. Door dat helse vuur konden we die kleine groep die daar al was niet versterken en moesten we terugtrekken. Enkele gewonden bleven achter. Een hospitaalsoldaat raakte ernstig gewond, terwijl hij bezig was een gewonde op een carrier te laden.'
'We moesten dwars door sloten kruipen om bij de gewonden te komen en werden onophoudelijk beschoten door snipers.'
'Ik sprak een paar jongens, die in de strijd waren geweest en voor rust naar Eindhoven werden gestuurd. Ze hadden een zgn. battle-exhaustion (shell-shock) De ogen stonden schichtig, ze praatten met horten en stoten en konden hun handen niet stilhouden.'
Radiowagen nabij Hilvarenbeek
Geallieerde troepen op de Doelenstraat in Hilvarenbeek (Bron: onbekend)
De scoutcars werden teruggehaald naar het Recce-hoofdkwartier, maar zij werden daar 'uitgepeild' en bedolven onder een spervuur van de Duitse artillerie. Hierdoor sneuvelde G.Dijkstra en vielen zeer veel gewonden. Infanteristen konden op een gegeven moment ook niet verder meer en groeven zich in. Nadat krachtig artillerie- en mortiervuur op de Duitsers werd afgegeven, werd de vooruitgeschoven vijandelijk post uitgeschakeld ten koste van nog eens drie doden (J. Buytelaar, E. Alvares en A. Berkleij) en een groot aantal gewonden.
Gevechtsgroep I (o.l.v majoor Paessens) en III bevonden zich links en rechts van de toegangsweg en lagen ook continu onder Duits vuur. Er moesten dus nieuwe maatregelen worden genomen. Het was intussen al donker geworden, zodat men tot de volgende dag moest wachten. De commandant van de 4e tankbrigade besloot de zaken krachtiger aan te pakken. De aanval zou de volgende morgen worden uitgevoerd met de twee overige gevechtsgroepen van de Prinses Irene Brigade, versterkt met tanks en gesteund door artillerie.
De 1e Gevechtsgroep, versterkt met een eskadron tanks en gesteund door een afdeling artillerie, zou aanvallen weerszijden van de weg, die loopt van Hilvarenbeek over hoogte 13,4 en 11.5 naar Groenewoud.
Artillerie nabij de Hilvarenbeekseweg. In de molen bevond zich een Duitse uitkijkpost en een mitrailleuropstelling. 2e van rechts staand, zonder hoofddeksel, Jetze Kroontje. (Bron: B. Kos, Min. van Def.)
De 3e gevechtsgroep, eveneens gesteund door een eskadron tanks en een afdeling artillerie, zou de aanval uitvoeren weerszijden van de weg lopend van kilometerpaal 30 aan het Wilhelminakanaal naar Klooster. De aanval zou op 26 oktober te 06.30 beginnen.De bevelen kwamen pas om 06.00 bij de gevechtsgroepscommandanten. De commandanten van de beide eskadrons tanks, die de aanvallen zouden steunen, waren niet aanwezig, zodat de commandanten van de beide gevechtsgroepen er maar "in hun eentje" op uit gingen om het voorterrein aan een verkenning te onderwerpen.
'Het was heel jammer, dat de commandanten der tankeskadrons niet op tijd aanwezig waren, want juist het gemeenschappelijk verkennen, het gezamenlijk bepalen van de wijze van optreden — kortom de meest intense samenwerking — vormen de noodzakelijke basis voor het optreden van infanterie in samenwerking met tanks. Nadat de commandanten van de gevechtsgroepen hun verkenningen hadden uitgevoerd, kwamen de tankeskadronscommandanten zich bij hen melden. De theorie en de praktijk gingen hier niet samen!'
Het terrein was zeer drassig en zwaar doorsneden met sloten. Er hing een dichte mist over het terrein. De gevechtsgroepscommandanten drongen erop aan, dat de aanval nog enige tijd zou worden uitgesteld, opdat zij alsnog een verkenning mét de tankcommandanten zouden kunnen uitvoeren. Maar dit verzoek werd afgewezen. De 3e gevechtsgroep zette het eerst de aanval in, kort daarna volgde de 2e gevechtsgroep.
In het begin had de 3e gevechtsgroep niet veel last. Zonder weerstand te ondervinden werd de Leij bereikt. Maar toen een van de voorpelotons de Leij reeds was overgestoken, brak de hel los. Van alle kanten werd dit peloton onder vuur genomen. Het kon zich niet handhaven en moest terug. Ook een tweede overgangspoging mislukte.
Een mitraillist van Gevechtsgroep I opende het vuur op een eigen patrouille, die als gevolg van de mist voor een Duitse patrouille werd aangezien. Een Brits officier verloor hierbij het leven.
De Duitsers hadden het voordeel om, ondanks de mist, hun blijkbaar nauwkeurig voorbereide vuren met artillerie, mortieren en mitrailleurs, te kunnen afgeven. Een van de grote voordelen van een goed voorbereide verdediging. Het demonstreerde zich hier wel heel gauw. Want de aanvaller tastte hier volkomen in het duister en kon noch met zijn artillerie, noch met zijn kleinere vuurwapenen, gericht en waargenomen vuur afgeven.
De aanval van de 3e gevechtsgroep was ook vastgelopen. Met de 2e gevechtsgroep ging het niet veel beter. Tijdens de opmars naar de Leij stuitte zij op een Duitse patrouille. Deze kon de naderende aanval goed signaleren, want kort na het contact concentreerden de Duitsers hun artillerie- en mortiervuur op en langs de weg, die de aanvalsas van de 2e gevechtsgroep vormde. Het enige wat er op zat, was dekking te zoeken in de diepe sloten, waarbij de mannen zich aan prikkeldraad en takken van langs de kant staande bomen moesten vasthouden om niet te verdrinken.
Desondanks ging men voorwaarts, ook al geschiedde dit nu uiteraard in een langzaam tempo. Tot overmaat van ramp trok, toen de gevechtsgroep de Leij naderde, de mist plotseling op, waardoor de Duitse mitrailleurs nu ook kans kregen om zich in de strijd te mengen. Aan het fabriekscomplex bij Broekhoven openden de Duitsers ook het vuur met flankerend opgestelde mitrailleurs, zodat van verder oprukken geen sprake meer was. Om zwaardere verliezen te voorkomen besloot de Commandant van de 4e tankbrigade dan ook om de aanval niet verder voort te zetten.
Het fabriekscomplex Verschuuren-Piron in Broekhoven (Bron: onbekend)
Tijdens het terugtrekken vielen mortiergranaten tussen ons in, die echter allen smoorden in de drassige grond. Er ontstonden wel modderzuilen, maar de scherfwerking bleef beperkt.'
' Vijf mannen hadden een battle-exhanstion (shell-shock) en werden voor rust naar Eindhoven gestuurd. De ogen stonden schichtig, ze praatten met horten en stoten en ze konden hun handen niet stilhouden.'
'Vroeg in de morgen zagen wij aan de overzijde van de Oude Ley een man met een witte vlag zwaaien. Hij riep ons toe dat de Duitsers waren weggetrokken.'
Duitse krijgsgevangenen opgebracht door Irenemannen bij Hilvarenbeek.
Bij een treffen met een Duitse patrouille werd een sergeant-majoor gevangen genomen, die in het bezit bleek van een schets, waar alle Duitse opstellingen rondom Tilburg keurig netjes opstonden, zodat men nu een volledig inzicht van de Duitse posities had.
Schotse Shermantank nabij Broekhoven (Bron: onbekend)
Een van de gevangen genomen Duitsers deelde nog mee dat hun leger zich in de nacht van 26 op 27 oktober zou terugtrekken. De kans was groot dat ze anders in de stad zouden worden ingesloten. Hierdoor kwam de commandant van de Irene Brigade De Ruyter van Steveninck tot de conclusie dat de Duitsers bezig waren Tilburg te ontruimen om een omsingeling te voorkomen. Hij drong daarom aan op een hervatting van de aanval, maar de commandant van de 15e Schotse Divisie had daar geen vertrouwen in en besloot de aanval door sterkere troepen te laten voortzetten.
De artillerie van de Irene Brigade in Tilburg
's Morgens 27 oktober om 7.00 uur doorkruiste de 44e infanteriebrigade, voorafgegaan door een zwaar artilleriebombardement, met zware tanks het front van de Irene Brigade en om 17.00 uur was Tilburg in haar handen. Generaal Barber werd als de bevrijder gehuldigd. Met uitzondering van de Artillerie was het de Brigade niet gegund om met de de 44e Brigade Tilburg binnen te trekken. Zij mochten wel op 4 november meelopen in de parade ter ere van de bevrijding.
'Toen die tanks door onze linies gingen, bleek dat Tilburg nauwelijks meer bezet was. Vermoedelijk hebben de aanvallen van de Brigade ervoor gezorgd dat de Duitsers inzagen dat ze het niet konden bolwerken en vertrokken ze. De Schotten konden vrijwel zo naar binnen rijden.'
'Sommigen beweren wel dat er inschattingsfouten zijn gemaakt door de commandant De Ruyter van Steveninck, maar we waren gewoon niet zwaar genoeg bewapend om er door te komen.'
"Een bijkomend voordeel van de aanval door de Irene Brigade was de zuivering van het noorden van Hilvarenbeek van Duitse soldaten. Al die tijd had Biest-Houtakker in een ‘niemandsland' gelegen. Militairen- van de Wehrmacht hadden stelselmatig de boerderijen geplunderd. Dat was nu voorbij. Met een beetje goede wil kunnen we in elk geval de Brigade de bevrijders van Biest-Houtakker noemen; al zijn ze slechts door een gedeelte van het dorp, de Westerwijk, getrokken."
'Ik baal nog steeds dat wij Tilburg niet mochten intrekken samen met die Schotten. Wij waren echt als eersten voor Tilburg!'
'Wij hebben eigenlijk Tilburg bevrijd. Die Schotse commandant riep niet voor niets op het bordes van het gemeentehuis: "Jullie moeten ons niet bedanken, maar de Brigade..".'
Klik hier voor het verhaal van Jan Corstjens, die bij de gevechten nabij Broekhoven zwaar gewond raakte.
's Middags om 17.20 uur begon de afmars via Hilvarenbeek, Hoge- en Lage Mierde, Nederlands-Belgische grens, Aerendonk naar Weelde. De 'troop' werd hier om 19.30 uur ondergebracht in boerderijen. De volgende morgen 28 oktober ging de reis via Poppel, Goirle en Tilburg, waar een half uur rust werd gehouden voor contact met de bevolking, richting Breda.
Veldhistoricus Joey van Meesen maakte voor het Mariniersmuseum in Rotterdam een video over de Mariniers in de Prinses Irenebrigade. Hierin volgt hij in het bijzonder marinier Johan Buijtelaar, die omkwam in de strijd om Tilburg.