Ontbinding van de Brigade - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Ontbinding van de Brigade

Bevrijding
Op 16 juli 1945 werd de Brigade officieus ontbonden. Alle lopende zaken en ook de demobilisatie werden afgehandeld door plaatsvervangend brigadecommandant majoor Pahud de Mortanges.

'De militaire discipline werd na de demobilisatie niet langer meer serieus genomen. Op het morgenappèl verschenen vaak maar 3 van de 36 leden van ons peloton. De sergeant die de namen oplas vinkte iedereen als present aan...'
                

Twee fraaie tekeningen van oud-brigadelid Herman van den Bosch over de demobilisatie (bron: www.hermanvandenbosch.nl)

De laatste periode van het bestaan van de Brigade bestond uit het demobiliseren van hen, die niet in het leger bleven. Volgens de voorwaarden moesten deze uiterlijk zes maanden na het einde van de vijandelijkheden, 5 november, worden gedemobiliseerd.


Laatste vaandelwacht van Irene Brigade 20 november 1945

Men maakte ook een begin met de opbouw van de Koninklijke Landmacht. De Prinses Irene brigade heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw hiervan. De Landmacht werd na Brits model georganiseerd. De Irenemannen waren in de oorlog bijgeschoold in moderne krijgskunde. De bewapening, de uniformen werden Brits en in het begin waren zelfs de bevelen en instructie in het Engels. Uit de Compagnie aanvullingstroepen werd de afdeling Pantserwapen en School voor het pantserwapen gevormd met personeel en materieel van de voormalige Verkenningsafdeling ('Recce'). De eerste commandant hiervan werd majoor Beelaerts van Blokland.
Ook werd een gedeelte uit de aanvullingstroepen omgevormd tot 1e Infanterie Depot, bestemd voor opleiding van Grenadiers en Jagers en personeel, waarmee een regiment 'Prinses Irene' zou worden opgericht. De eerste commandant hiervan was Looringh van Beeck ('Oom Paul').
Uit de Batterij artillerie werd een Artilleriedepot gevormd. Commandant van de Artillerieschool werd majoor Riseeuw. Terwijl het verbindingsmateriaal werd afgestaan aan de nieuw opgerichte School voor verbindingstroepen.

Hoewel de Irene Brigade al veel eerder niet meer als zodanig bestond, had de officiële opheffing pas plaats bij Koninklijk Besluit nr. 11 van 14 december 1945 en de ingangsdatum was op 24 december 1945.



Op 15 april 1946 werden in het kader: van de opbouw van het naoorlogse Nederlandse leger, vijftien Regimenten Infanterie opgericht. Daaronder bevond zich ook een Infanterieregiment "Prinses Irene", dat Arnhem als standplaats kreeg. De bij dit Regiment opkomende dienstplichtigen van de lichting 1945 vormden het 3e Bataljon "Prinses Irene" dat als onderdeel van de Ie Divisie "7-December" in het najaar van 1946 naar Indonesië werd verscheept.

In de volgende jaren werden uit dienstplichtigen van de hierna komende lichtingen steeds nieuwe Bataljons gevormd die naar Indonesië werden uitgezonden: het 4e Bataljon als onderdeel van de 2e Divisie, het 5e Bataljon als deel van de 3e Divisie, het 6e Bataljon als deel van de F-Brigade, het 7e Bataljon, deel uitmakende van de H-Brigade. Deze bataljons zijn, na een eervolle diensttijd in Indonesië, in Nederland teruggekeerd en gedemobiliseerd. Zij lieten 92 doden achter, die rusten op de erevelden van de Archipel.

Op 31 mei 1948 viel het Regiment een grote eer te beurt. Het werd bij Koninklijk Besluit verheven tot Garderegiment. H.K.H. Prinses Juliana Regentes van het Koninkrijk, in deze optredende namens H.M. Koningin Wilhelmina, achtte het wenselijk, het  Regiment een naam te geven, welke duidt op de bijzondere betrekking, waarin dit Regiment staat tot het Koninklijk Huis. De naam 'Garderegiment Prinses Irene' draagt zij noch immer.

Op 12 maart 1952 verleent Koningin Juliana aan het Garderegiment Prinses Irene het predikaat "Fuselier". Soldaten krijgen bij dit regiment vanaf dat moment de aanspreektitel "Fuselier". De officieren en onderofficieren mogen aan hun rang toevoegen "der Fuseliers".

Terug naar de inhoud