Ooggetuigeverslag A. Herbrink - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Ooggetuigeverslag A. Herbrink

Tocht door België
OPMARS NAAR EN BEVRIJDING VAN BERINGEN
door A.M. Herbrink, Kolonel der Fuseliers b.d en oud-pelotonscommandant van de Kon. Ned. Brigade "Prinses Irene"

 

Op 6 september 1944 werd de Koninklijke Nederlandse Brigade "Prinses Irene" onder bevel gesteld van Commandant XXX-ste Legerkorps en nader ingedeeld bij de Guards Armoured Divison. Zij kreeg de opdracht zo snel mogelijk te verplaatsen naar DlEST. De aangewezen route liep door BRUSSEL en LEUVEN.
In beide steden heerste een chaotische toestand De bevrijding werd uitbundig gevierd.  De straten waren volledig geblokkeerd door de  feestvierende mensen. Geen doorkomen aan.  De Brigade werd aan alle kanten bejubeld, in het bijzonder omdat de leden van de Brigade Nederlands spraken. Men was ingesteld op de Engelsen en probeerde met handen en voeten Engels te spreken. Toen dat voor ons niet nodig bleek was het hek volledig van de dam.

Na zich ontworsteld te hebben aan de feestvreugde in BRUSSEL en in LEUVEN, vervolgde de Brigade de opgegeven route via ST. JORIS WINGE naar DIEST. Omdat de Guards Armoured Division het ALBERTKANAAL reeds had bereikt in de omgeving van GEEL, werd de opmars uitgevoerd zonder bijzondere veiligheidsmaatregelen. De volgorde van de opmars was: 2de gevechtsgroep, 3de gevechtsgroep, 1ste gevechtsgroep, batterij artillerie, verkenningsafdeling.
Nadat de brigade LEUVEN had verlaten, waarschuwden burgers dat de vijand dichtbij was, zonder overigens de juiste plaats aan te kunnen geven. Voor alle zekerheid gaf de brigadecommandant de opdracht de afstanden in de colonne te vergroten.

Nabij ST. JORIS WINGE werd de voorste gevechtsgroep plotseling beschoten door kanonnen en mitrailleurs. Het vuur kwam van voren en van de rechterflank. Vliegensvlug brachten de artilleristen en mortieristen hun stukken in stelling en brachten vuur uit op de vermoedelijke vijandelijke stellingen. De 2de Gevechtsgroep verspreidde zich, nam de nodige veiligheidsmaatregelen en betrok vuurposities.
De brigadecommandant gaf opdracht aan de 3de gevechtsgroep om op de rechterflank het terrein in te gaan en eventuele vijandelijke opstellingen op te sporen en te vernietigen.  Tegelijkertijd gaf hij ook opdracht aan de onder bevel gestelde Britse tanks om via een omtrekkende beweging de Duitse "selfpropelled guns" uit te schakelen. Zij slaagden erin een gun uit te schakelen en de andere op de vlucht te drijven.
De 2de gevechtsgroep leed gevoelige verliezen en veel materieelschade. Er waren 16 gewonden, waarvan er twee op 8 september
overleden. Zeven voertuigen waren volledig uitgebrand en een deel van de munitievoorraad ging verloren door ontploffingen.
Te 23.00 uur werd SCHAFFEN bereikt, alwaar de Brigade een afwachtingopstelling innam, wachtende op nadere bevelen.
Alle bruggen over het ALBERTKANAAL waren door de Duitsers vernield, doch in de nacht van 6 op 7 september gelukte het aan een eenheid van de Guards Armoured Division het ALBERTKANAAL te overschrijden en een klein bruggenhoofd te vormen op de oostoever van het kanaal. Onmiddellijk daarna werd begonnen met het leggen van een baileybrug. Na het gereedkomen van die brug reden 6 Britse tanks naar de oostzijde van het kanaal, doch na circa 300 meter moesten zij blijven staan bij gebrek aan benzine. De aanvoerlijn was dusdanig lang dat bevoorrading niet tijdig kon geschieden. Gelukkig was er nog voldoende munitie om de Duitsers op een afstand te houden.
De 1ste Gevechtsgroep van de Irene Brigade kreeg opdracht om onmiddellijk op te rukken naar de brug, deze te bewaken en te beveiligen en tevens zorg te dragen dat de stilstaande tanks werden beveiligd. Het eerste en tweede peloton infanterie, alsmede het peloton zware mitrailleurs, kregen opdracht de tanks te beveiligen en het bruggenhoofd in westelijke en oostelijke richting uit te breiden. Het derde peloton infanterie en het peloton anti-tankgeschut namen de bewaking en beveiliging van de brug voor hun rekening.


De Baileybrug te Beringen

De Duitsers deden verwoede pogingen om de baileybrug uit te schakelen. Herhaaldelijk viel er artillerievuur in de nabijheid van de brug, maar gelukkig waren er geen voltreffers. Wel vielen er vijf gewonden bij de 1ste gevechtsgroep. Naast veelvuldig artillerievuur deden de Duitsers op 7 september in de loop van de late namiddag ook nog een grondaanval op de brug vanuit het noordwesten. Die aanval werd tot staan gebracht hoofdzakelijk door het vuur van de artillerie van de Brigade en van twee Engelse afdelingen.
Gedurende de nacht van 7 op 8 september deden de Duitsers nog enkele pogingen om door infiltratie met kleine groepen de brug te bereiken. Omdat de beide pelotons van de 1ste gevechtsgroep zeer intensief patrouilleerden, wisten zij deze groepen Duitsers telkens te onderscheppen en gevangen te nemen.
Elke gevangen groep had voldoende springstof bij zich om zes bruggen op te blazen, vandaar dat zij onmiddellijk begonnen te gillen en te roepen om toch maar niet te schieten. Bij al deze nachtelijke acties werden drie gewonden van de gevechtsgroep afgevoerd.
Bij al die narigheden kon er echter ook wel eens van geluk gesproken worden. De commandant van het eerste peloton infanterie, die zijn commandogroep bijeen had ongeveer 200 meter van de brug, ontkwam ternauwernood aan ontploffende artilleriegranaten.

Aan de achterzijde van het huis, waar zich de keuken bevond, had hij op een brander een koekenpan met een paar eieren op het vuur gezet. Dat zou de eerste keer zijn sinds het peloton Engeland verliet, dat er gebakken eieren op tafel zouden komen. Eenieder vond dat het een welverdiende traktatie zou zijn. Maar het mocht niet zo zijn. Omdat de luitenant zijn "messtins" in de voorkamer had staan, waar zich ook de rest van de commandogroep bevond, ging hij even naar voren om die attributen te halen.
Toen hij nog maar net in de voorkamer was, hoorde hij een enorme knal en de luchtdruk blies hem en de anderen tegen de grond. Enkele artilleriegranaten van de Duitsers waren verantwoordelijk voor de knal en de ravage. Het hele achterhuis was verdwenen, inclusief de keuken en uiteraard ook de pan met de eieren. Met een bleke neus een schietgebed zonder ontbijt ging eenieder weer naar buiten om te zinnen op wraak voor het gedane onrecht.
In de loop van 8 september trok een pantserbrigade van de Guards Armoured Division over de brug, gevolgd door de 2de en 3de gevechtsgroep van de Irene brigade. De eerste gevechtsgroep bleef in haar stellingen dezelfde taken uitvoeren als voorheen. De 2de gevechtsgroep nam opstellingen in ten zuiden van BERINGEN, terwijl de 3de gevechtsgroep de noordkant in de gaten ging houden.

Gedurende de nacht van 8 op 9 september werden nachtelijke verkenningen uitgevoerd door de verkenningsafdeling. Hierbij werden twee Duitsers gevangen genomen.
In de vroege ochtend van 9 september kreeg de 3de gevechtsgroep twee gewonden. De verkenningsafdeling nam nog eens vier Duitsers gevangen. De Duitsers bleven zeer actief opereren. Later bleek dat hieronder meer Nederlandse Waffen-SS-ers aan het werk waren geweest. Vandaar het schrikbarende fanatisme.
In de ochtend van 9 september drongen zij door tot in het bivak van een Poolse eenheid, die zich de avond tevoren had genesteld in een bosrand voor de stellingen van de Irene Brigade. Zij waren in de veronderstelling dat er nog geallieerde troepen vóór hen in het veld waren, doch dit was onjuist. De Nederlandse ondercommandanten hadden hen dit al duidelijk proberen te maken toen zij door de Nederlandse stellingen gingen, doch zij waren niet voor overtuiging vatbaar. Zij hadden opdracht zich te vestigen in die bosrand en daarmee basta. Het gehele bivak werd vernield. Velen  sneuvelden en de overigen werden gevangen afgevoerd.
Op 9 september te 14.00 uur werd bevel gegeven door de divisiecommandant om de verdediging van de brug los te laten en over te gaan tot het zuiveren van de bossen in noord-westelijke richting. De 1ste gevechtsgroep kreeg een vak op de linkerflank, aansluitend aan het kanaal. De 2de gevechtsgroep rechts daarvan. Beide gevechtsgroepen kregen steun van een eskadron tanks. De opdracht was:oprukken tot de LAAKBEEK (afstand circa 4 km). Na het bereiken van die beek zouden beide gevechtsgroepen zorgen voor de beveiliging van de westflank van de Guards Armoured Division.

Gedurende de opmars ontving de 1ste gevechtsgroep vuur vanuit een vijandelijk opstelling. Na een kort vuurgevecht over en weer, hield het vuren van de Duitsers plotseling op. De mensen van de 1ste Gevechtsgroep zagen overal voor zich geweren weggegooid worden en handen gingen omhoog, al dan niet met witte zakdoeken. Commandant 1ste gevechtsgroep gaf de vijand te verstaan dat zij uit de schuttersputten moesten komen, met handen omhoog en zonder wapens. Na enige aarzeling gebeurde dat ook. De gehele (verzwakte) compagnie kwam voorwaarts in onze richting en gaf zich over.
Wat was er gebeurd? Kennelijk hadden onze mitrailleurschutters de leiding van de compagnie (SS-officieren) bij toeval uitgeschakeld.
Toen de rest van de compagnie dat in de gaten had, was de oorlog voor hen afgelopen. Zij handelden als eerder omschreven. Het totaal aantal krijgsgevangenen was 45 personen. Uit de verhalen van de krijgsgevangenen bleek dat zij uit hun winkel, bakkerij of slagerij waren weggeplukt en na een korte opleiding naar het front getransporteerd. Het was hun eerste en ook laatste opstelling in deze voor de Duitsers volledig verloren oorlog.

Na deze operatie werd de Brigade op 10 september onder bevel gesteld van Commandant 11 Britse Pantserdivisie. De opdracht was: verder oprukken naar LEOPOLDSBURG en  vervolgens meedoen aan de OPERATIE "MARKET-GARDEN".



Terug naar de inhoud