Ooggetuigeverslag J. Favier - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Ooggetuigeverslag J. Favier

Tocht door België
 
De "Brigade Prinses Irene" in september 1944 te Sint-Joris-Winge

 
Oogtuigenverslag van Jozef Favier geboren te Sint-Joris-Winge op 22-12-1918 en overleden in februari 2004.

 
Jaren van onderdrukking, van angst voor ontvoering, wat veel van onze medeburgers reeds ten deel was gevallen, deden ons hopen op de reeds zo lang verwachte dag, die het einde zou betekenen van terreur en dwang of beter in één woord de 'Bevrijding'. We schrijven begin september 1944. De geallieerde troepen hadden Leuven ingenomen en in één tocht ging het op maandagmorgen 6 september tot Diest. De Engelse jachtvliegtuigen hadden al enkele dagen vreselijk huisgehouden en regelmatig de terugtrekkende Duitse troepen bestookt met mitrailleurvuur en de weg Leuven-Diest met machinaal spervuur herschapen in een chaos van dood en vernieling. En nu reden er de gevechtseenheden van de geallieerde troepen, uren na elkaar en telkens met nieuwe afdelingen en met altijd dat mooie gebaar: de vingervorm in V gepaard met een vriendelijke knik. Het was alsof de hemel zich openstelde na die uitputtende bezettingstijd, die zolang had geduurd.

Een paar dagen waren verstreken en nog steeds die troepenaanvoer. En wat was er ons nu bijzonder opgevallen: geen regiment te voet of per fiets wat bij de Duitse 'Wehrmacht' een normale uitrusting was, maar goed geordende gemotoriseerde colonnes. Van heinde en verre kwamen er burgers om hun eer te betuigen aan de bevrijders. Totdat op deze bewuste namiddag een colonne met lichte pantserwagens halt hield. En niet te geloven, hun voertuigen waren beschilderd met Nederlandse namen. Enkele zijn mij nog bijgebleven zoals: het 'Zwarte Schaap' of de 'Boze Wolf'. Op een ogenblik van draaien en keren stond er een massa burgers op straat om de bevrijders te verwelkomen en om een babbeltje te maken over al wat zij ondertussen hadden meegemaakt. Zij waren een verkenningsafdeling van de Brigade Prinses Irene. In de vroegen morgen geland in Dieppe en  was het de bedoeling met hun eenheid in één ruk zo snel mogelijk Nederlands grondgebied te bereiken. Wat was dat een lust, zo met de bevrijders te kunnen praten over het wel en wee onze laatste dagen; want voor hen was het iets nieuws, al die verhakkelde en kapotgeschoten Duitse voertuigen, die langs de weg soms opgestapeld lagen, om de weg vrij te maken.
 

 
Opeens werd er via de boordradio van een observatiepost opgeroepen: "Opgepast een Duitse tank op de weg!" Een Duitse tank van het Tijgertype had inderdaad postgevat voor het huis van dokter Taverniers (tegenwoordig dokter Vandemaeren) en nam de Nederlandse colonne onmiddellijk onder vuur bij de toegang van het dorp. De carrier co-chauffeur H. de Groot werd dodelijk getroffen in het eerste voertuig van zijn verkenningsafdeling, maar zijn chauffeur wist te ontsnappen langs de beek. Het toenmalige waterpompstation van de stoomtram (tegenwoordig frituur Betty) en een bocht in de weg boden verdere bescherming. De overige Duitse tanks van hetzelfde type hadden post gevat op de Kolverendries op het hoger gelegen Tafelbos en beschoten van daaraf de Leuvensesteenweg op een voor hen meest onbeschutte en zichtbare plaats: ongeveer het kruispunt met de Tweevijverstraat. Ongelooflijk voor ons burgers die al dat komen en gaan der invasietroepen hadden meegemaakt. Meteen viel al het eerste projectiel op motorrijder A. Bonte, die nog op zijn stilstaande motor zat. Hij was een dienstplichtig jongen uit Zuid-Afrika en de verbindingsverantwoordelijke van de colonne. Hij raakte hierbij zeer zwaargewond. Als de bliksem stoven wij burgers uit elkaar, op zoek naar een beschutte plaats. Dat was voor mij en mijn familie een ingebouwde stal, gewelfd en met vele lagen riet gedekt. Hij had zijn dienst reeds bewezen tegen Engelse mitrailleurkogels, die de terugtrekkende Duitse troepen bestookten. De stal liep vol met al mijn huisgenoten en dekking zoekende burgers. De explosies volgden elkaar snel op en het hele gebouw trilde. Opeens stond daar in de deur een Nederlandse officier met een dringende mededeling: "Maak dat U ogenblikkelijk wegkomt, de stal staat in brand!" Een priester die ons vergezelde vroeg ons: "Mensen, voor ge vertrekt, knielt allen neer, ik zal u de generale absolutie geven, ik ben er in ogenblikken als dit toe gemachtigd en dat God ons beware!" Er viel een ijzige stilte. Het laatste gebed van de priester en dan in een paar seconden viel er geen levende ziel meer te bespeuren, want een ieder rende voor zijn leven.
 
In die brandende stal vol koeien en varkens, gooide ik met een ruk alle deuren open en maakte de koeien los. Gelukkig, liep ieder dier regelrecht naar de voor hem bestemde wei. Maar daar stond ik nu, alle burgers verdwenen, alleen nog een Nederlandse soldaat, die naar mijn mening een onderkomen zocht. Ik heb hem toegeroepen "Kom langs hier, er is een abri onder de houtmijt"! En samen wachtten we daar de gebeurtenissen af, terwijl hij onder het gekraak van de explosies zijn ervaringen vertelde: Niet getrouwd, woonde samen met zijn zieke vader, naar Engeland gevlucht en nu soldaat. De artillerie van de Brigade kwam ondertussen in actie en het warenhuis van Marcel Merckx of toenmalig "Selle Jack-op", kreeg een voltreffer evenals het huis van Tielens op de Wauwerdries, waar zich een uitkijkpost van de Duitsers bevond. Langzaam maar zeker verminderden de beschietingen en ging mijn metgezel poolshoogte nemen van zijn carrier, zoals die soldaten hun gevechtswagen noemden. Maar al snel was hij terug met de nog rokende resten van een hoopje tabak in zijn handen. Met tranen in de ogen zei hij: "Ik heb zolang mijn rantsoen tabak gespaard om mijn zieke vader een plezier te doen bij mijn thuiskomst en dit is alles wat ervan is overgebleven." Het vijandelijk vuur hield op en langzaam werden de schuilplaatsen verlaten.

Het medisch team begon hier en daar hulp te bieden aan de gewonden. Plotseling kwamen er vier soldaten met een kermende, door een granaat getroffen, man aandragen op een kelderdeur als brancard. De dokter zag onmiddellijk zijn toestand: een been was verbrijzeld en zijn voet hing er nog aan met wat vel. Op last van de dokter heb ik die voet in de tuin begraven. De kermende gewonde werd op een jeep geladen en richting einde van de colonne vervoerd. Helaas daar wachtte hem het bittere einde. Gevallen op het veld van eer. Bijlsma was zijn naam, in Engeland getrouwd en vader van twee kinderen. De colonne werd hergroepeerd en het bevel "verder" klonk. Helaas zonder die drie militairen, die hier de vrijheid met hun leven bekochten, en de uitgebrande wagens.
 

N.B. De namen van de gevallen en gewonde soldaten zijn mij meegedeeld door een chauffeur van de colonne: op die bewuste dag werd hij zelf aan de ogen gewond en verbleef tot na de oorlog in het ziekenhuis, waar hij  60 procent invalide werd verklaard, maar later als burger industrieel in Brussel toch zijn brood verdiende.
Voor het avond werd, was mijn hele familie herenigd en samen hebben wij dank betuigd aan Hem, die ons had bijgestaan in minuten van angst en gevaar.
Jaren heeft op de bewuste datum een fakkeltocht plaatsgehad vanaf Dieppe, waar hun landing begon, tot Nijmegen. Eerst met atleten, daarna wielrenners, om te eindigen met een autocolonne. Telkens hielden ze in onze gemeente stil, als herdenking aan de hier gevallen helden.

 
Overgenomen en vrij vertaald uit: Oorlog in Tielt-Winge, verhalen en bezienswaardigheden van een Hagelandse gemeente
Terug naar de inhoud