Porthcawl
Aankomst in Wales
Overzicht diverse Brigadeplaatsen
Aankomst Nederlandse militairen in Porthcawl 13 juni 1940 (Foto's : M. Berrier)
'Op 12 juni iets voor zessen kwam het overschot van de marechaussee aan in het kamp, waarbij ik al snel een paar Vlissingers ontdekte , w.o. een zekere Dert.'
Kleinere groepjes en individuele militairen was het gelukt om vanuit verschillende Franse kustplaatsen Het Kanaal over te steken. Dit samenraapsel van militairen en marechaussees werden eind mei, begin juni voorlopig ondergebracht in Haverfordwest. Dit primitieve onderkomen raakte echter al snel overvol. Vanaf 10 juni 1940 werd iedereen overgebracht naar het kamp 'DanYGraig' (=onder de rotsen) bij Porthcawl in Wales. Hier was aanvankelijk Canadees luchtmachtpersoneel ondergebracht, maar werd mede door toedoen van de al in Engeland aanwezige Luitenant- Kolonel Noothoven van Goor in gereedheid gebracht voor de gevluchte Nederlandse troepen. In totaal kwamen in die mei- en juni maanden van 1940 120 officieren, 360 onderofficieren, 980 korporaals en soldaten aan. Ze waren afkomstig van de Infanterie, Korps wielrijders, Cavalerie, Artillerie, Genie, Luchtvaartafdeling, Politietroepen en Marechaussee. Zij vormden de aanzet voor een Nederlandse strijdmacht in Groot-Brittannië. Het commando over de troepen hier was in handen van majoor Sas, die van de Marechaussees bij Den Beer Poortugael.
Kaartje van Porthcawl, met daaronder de gedetailleerde plaats van het kamp in de wijk DanYGraig
De officiersmess (zie foto hierboven) was gelegen in het gebied nabij Chestnut Drive, aan het eind van de Danygraig Avenue. De tenten waren te vinden in het gebied tot aan de Porthcawl - Penybont grens. De Marechaussee en Politietroepen werden ondergebracht aan de onderkant van deze helling, ongeveer in het gebied van Lime Tree Way.
'Konijnen zitten er bij honderden en fazanten kraaien ons 's morgens wakker. Duizenden grote grijze ratten brachten ons 's nachts een bezoek in de tenten en sleurden zelfs ons scheerzeep weg.'
Het provisorische tentenkamp in Porthcawl
Een in glooiend landschap gelegen kamp dichtbij de zee met aan de noordkant een hoge berg begroeid met allerlei houtgewas, zoals hazelnoot, lijsterbes en haagdoorn. Op het terrein stonden slechts enkele grote tenten en een groot aantal lag gevouwen op de grond. In korte tijd stonden er tenten van diverse afmetingen. Het canvas was echter met carbolineum geïmpregneerd, zodat het in die tenten niet was uit te houden.
'Ik deed meteen mijn totaal versleten jasje uit. Mijn eigen broek was al in Frankrijk op de middennaad geheel in tweeën gevallen. Mijn ondergoed stonk. De doucheruimte in dit kamp was de hele dag open met heerlijk warm water.'
'Was de ontvangst bij aankomst in Engeland al niet bijster enthousiast, in Porthcawl werden we helemaal behandeld als een partijtje vijfde kolonisten en moesten alle wapens en camera's inleveren. Wij mochten niet naar de stad en de bevolking had een verbod gekregen ons iets te verkopen.'
Het kamp was omringd met prikkeldraad. Het "stelletje ongeregeld" werd door de Britten in het begin nogal met argusogen bekeken. Men vond het maar vreemde snuiters. Bij hun aankomst, en nog een tijdje daarna, werd het kamp bewaakt door Britse soldaten en werden zij min of meer, en niet altijd op vriendelijke wijze, bejegend als krijgsgevangenen. Heel begrijpelijk, want de Duitsers hadden er in de beruchte meidagen een handje van om tussen de terugtrekkende en vluchtende soldaten, een stuk of wat agenten en spionnen te schuiven. Er zijn er dan ook enkele uit het kamp gehaald en veroordeeld.
Bovendien was het moreel van de mannen vanzelfsprekend aangetast. De snelle Duitse opmars had grote indruk op hen gemaakt, terwijl de scheiding van gezin en verdere familie velen zwaar viel.
Ook moesten de uitgeweken Nederlanders een uitvoerig Brits en Nederlands veiligheidsonderzoek ondergaan. Kapitein F. van der Kroon werd daar met een kleine staf mee belast. Nadat alle wantrouwen was weggenomen werd de Engelse bewaking overgenomen door de Marechaussees en Politietroepen. Zij moesten ook wel eens hier en daar corrigerend optreden, zoals zij vroeger ook in Nederland hadden gedaan.
De wacht was ondergebracht in een autobus bij de ingang van het kamp. Dit alles maakte ze in de ogen van de militairen niet altijd even populair. Een ander ding was dat zij als "beroeps" een hogere gage hadden dan de anderen en logisch dat in zulke gevallen jaloezie wel eens om de hoek kwam kijken.
Bovendien was het moreel van de mannen vanzelfsprekend aangetast. De snelle Duitse opmars had grote indruk op hen gemaakt, terwijl de scheiding van gezin en verdere familie velen zwaar viel.
Ook moesten de uitgeweken Nederlanders een uitvoerig Brits en Nederlands veiligheidsonderzoek ondergaan. Kapitein F. van der Kroon werd daar met een kleine staf mee belast. Nadat alle wantrouwen was weggenomen werd de Engelse bewaking overgenomen door de Marechaussees en Politietroepen. Zij moesten ook wel eens hier en daar corrigerend optreden, zoals zij vroeger ook in Nederland hadden gedaan.
De wacht was ondergebracht in een autobus bij de ingang van het kamp. Dit alles maakte ze in de ogen van de militairen niet altijd even populair. Een ander ding was dat zij als "beroeps" een hogere gage hadden dan de anderen en logisch dat in zulke gevallen jaloezie wel eens om de hoek kwam kijken.
'Irenehelm' met kenmerkende gouden leeuw Enfield -P14
Daan van de Velde in zijn eerste battledress (Copyright: R. van de Velde)
Sommige militairen konden op de eerste dag al een nieuw uniform ophalen in een Engels fouriertent, compleet met alles erbij: een Enfield P14 geweer, die nog uit de Eerste Wereldoorlog dateerde, 5 (!)patronen, bajonet, koppel en Engelse helm. Het uniform was een Engelse battledress met lange broek met een grote zak op de linkerdijbeen. Ook het ondergoed was van Britse topkwaliteit. De schoenen waren normale leren werkschoenen met zool- en hakbeslag.
Sommige militairen konden op de eerste dag al een nieuw uniform ophalen in een Engels fouriertent, compleet met alles erbij: een Enfield P14 geweer, die nog uit de Eerste Wereldoorlog dateerde, 5 (!)patronen, bajonet, koppel en Engelse helm. Het uniform was een Engelse battledress met lange broek met een grote zak op de linkerdijbeen. Ook het ondergoed was van Britse topkwaliteit. De schoenen waren normale leren werkschoenen met zool- en hakbeslag.
In eerste instantie was de naam van deze ongeregelde troepen in Porthcawl: 'Detachement Koninklijke Nederlandsche Troepen in Groot Brittannië'. Deze naam werd al snel veranderd in 'Nederlandsch Legioen' (Dutch Legion), omdat de Engelsen de term foreign legions gebruikten voor vreemde troepen in hun land.
'De bevolking was aardig. Als ze ons vroegen : "Are you Dutch?' zeiden we: "Nee, Hollanders!" Dutch klonk ook zo Duits.'
'Op 16 juni heb ik de heilige Mis bijgewoond in een Clarissenklooster in Newton, waar ik zelfs de Mis heb gediend. In de openlucht was in de tuin een altaar opgesteld. Een Franse priester heeft ons toegesproken.'
Foto links op de voorgrond politietroepen, nog gekleed in het Nederlandse grijze uniform
Marechaussees ontspannen even
'Weken achtereen kregen de kieskeurige Hollanders niets anders te eten dan stamppot met lamsvlees, waarop geel schapenvet dreef.'
'Ik heb geen hekel aan schapen, maar ik kan die beestjes niet meer zien!'
'Om zes uur werd je gewekt en om half negen was het ontbijt. Het wassen en plassen geschiedde in de open lucht en de douches lieten ook nog wat frisse lucht langs je heen waaien.'
De maaltijden in dit kamp werden genuttigd aan lange houten tafels in de buitenlucht. Viermaal per dag en van goede kwaliteit, al was niet iedereen die mening toegedaan. Opvallend was dat er altijd thee was.
Er was maar één kapper op zo'n 2000-3000 man.
Er was maar één kapper op zo'n 2000-3000 man.
Op 22 juni werd er voor het eerst soldij uitbetaald: 3 shilling per dag.
' 's Middags om twee uur werden we in de gelegenheid gesteld te biechten in een autobus op 't veld. Ter gelegenheid van de verjaardag van Prins.'
Na verloop van tijd kregen de overgebleven militairen in Porthcawl de naam van Nederlandsch Legioen en werden ze in de overbekende battledress gestoken. De Nederlandse rangonderscheidingen maakten plaats voor de Engelse, met op de linker bovenmouw een leeuw, met daaronder oranjekleurig 'Nederland'.
' 's Middags om twee uur werden we in de gelegenheid gesteld te biechten in een autobus op 't veld. Ter gelegenheid van de verjaardag van Prins Bernhard kregen we 's avonds vrij tot 10.30 uur.' verjaardag van Prins Bernhard kregen we 's avonds vrij tot 10.30 uur.'
Na verloop van tijd kregen de overgebleven militairen in Porthcawl de naam van Nederlandsch Legioen en werden ze in de overbekende battledress gestoken. De Nederlandse rangonderscheidingen maakten plaats voor de Engelse, met op de linker bovenmouw een leeuw, met daaronder oranjekleurig 'Nederland'.
Sgt. Theo Bot in grijze pak van de Politietroepen, met grijs-oranje banderol met Netherlands op zijn mouw
Kort na aankomst in Porthcawl: links Wim Veerkamp al in Engels uniform en rechts Albert Greeve nog in Nederlands uniform. Op 21 juni werden aan de grondtroepen de eerste Engelse battledresssen uitgedeeld.
De dag begon meestal met een P.T. (physical training), die bestond uit een veldloop. Na deze opwarmer kreeg men Engelse les en wapenleer. Vervolgens snelheidsmarsen en velddienst. Een Engelse officier gaf instructie over de Tommygun en Molotov-cocktail (!). Er stonden ook vaak demonstraties met de Brengun carrier op het programma. Om de conditie op peil te houden werden er regelmatig sportdagen gehouden. Dit kwam de onderlinge verstandhoudingen ten goede.
Bedankbrief van minister Dijxhoorn aan W. Molenaar (document M. Berrier)
Een uitnodiging van Ltn.kol Sas voor de allereerste inspectie van het Kamp
De materiële situatie in september 1940
Het mankeerde aan bewapening. Die bestond uit: driehonderd geweren met vijf patronen per wapen en enkele verouderde machinegeweren. De Nederlandse militairen gebruikten bij de exercitie vaak bezemstelen in plaats van geweren. De meeste Nederlandse wapens waren in 1940 verloren gegaan of ingeleverd bij de Engelsen. Zij, die bij Duinkerken in materieel opzicht gigantische verliezen had geleden, gaf uiteraard prioriteit aan de bevoorrading van de eigen troepen. Pas vanaf 1941 werd de materiële situatie bij de brigade geleidelijk beter door de Britse leveranties.
Bovendien voldeed een groot aantal militairen niet aan de fysieke geschiktheideisen. Dit kwam o.a. door de relatief hoge leeftijd van de oorlogsvrijwilligers. Ook de marechausseeonderofficieren behoorden vaak niet meer tot de jongste, terwijl de meeste dienstplichtigen door het stelsel van legervorming eveneens relatief oud waren. De oudste onderofficier was 57, de jongste marechaussee 22 jaar. De gemiddelde leeftijd van de brigademannen was 32 jaar. Velen werden naar Londen overgeplaatst en daar tewerkgesteld.
Parade van de Nederlandse troepen op 31 augustus 1940 bij hun hoofdkwartier, hotel Esplanade aan de boulevard in Porthcawl. De PAG-trekker is omgebouwd tot anti-tankvoertuig.
De heterogene samenstelling van de Brigade bemoeilijkte het functioneren ervan als eenheid. De militairen hadden zeer verschillende maatschappelijke achtergronden. Onder de rekruten bevonden zich bijvoorbeeld een relatief groot aantal personen met een hogere opleiding. Vanwege het overschot aan kader en officieren konden evenwel weinigen van hen worden opgeleid voor een hogere rang. Niet iedereen wist deze teleurstelling even goed te verwerken en een enkeling begon zich kritisch op te stellen. Ook in militair opzicht was de herkomst verschillend. In het bijzonder de Marechaussees werden niet erg welwillend bejegend. Vele dienstplichtigen hadden zich in de vooroorlogse burgermaatschappij een negatief beeld van deze beroepsmilitairen gevormd.
'Ik voelde me niet lekker bij die lui. Voor de oorlog reed ik een straatje voor ze om. Ze bekeurden je als je geen fietsplaatje had.'
'In het begin leek Porthcawl meer op een krijgsgevangenenkamp. Een heuvelachtig terrein, waarop de officieren de beste plaats hadden. De marechaussees waren wat apart gezet onderaan de heuvel. Blauwen, zo noemde ze ons nogal haatdragend. Je moet niet vergeten dat we voor de oorlog niet bepaald een geliefd korps vormden. De meeste soldaten en burgers hadden in Nederland wel eens met ons te maken gehad, boetes of korte gevangenisstraffen voor smokkel bijvoorbeeld. Nu zaten we bij elkaar op een stukie grasland. Dat geeft wel eens wrijving. Dat was met de Engelsen ook wel eens. Er waren 's avonds nogal eens knokpartijen in de kroegen van dat dorp. Dan hoorden we d'r natuurlijk wel weer bij. Nederland tegen Engeland...'
'Op de boot van Engeland waren er verschillende officieren die zichzelf hadden gepromoveerd: een korporaal bleef twee jaar lang luitenant. Een medisch student beweerde arts te zijn. Kapitein Nolet bleek later sergeant Nolet te zijn...'
'De meeste officieren uit de Peellinie waren als eersten in Engeland. Dat zette veel kwaad bloed bij iedereen.'
Mede hierdoor was er een gebrek aan vertrouwen van de manschappen in de officieren. Niet alleen liepen er teveel van rond, maar, wat veel ernstiger was voor de geloofwaardigheid, een deel van het kader was niet opgewassen tegen het infanteriebestaan. Sommige hoofdofficieren waren in bureaufuncties het troepenleven ontwend geraakt. Anderen namen de oefeningen niet al te serieus en bereidden zich er nauwelijks op voor. De Britten waren verbijsterd door het openlijke defaitistisch gepraat van vele Nederlandse officieren. De meeste daarvan zagen geen heil in voortzetting van de oorlog en drongen aan op vertrek naar de West of naar Indië, inclusief de commandant.
'Er was een enorm verschil tussen officieren en de gewone jongens. Er waren plaatsen waar je niet mocht komen en ik geloof ook dat de Engelsen de eerste tijd contact tussen ons en onze eigen officieren verbood. Een hoop van die officieren deugden niet, dat heeft een tijdje geduurd. Je kon niet zeggen dat we nou bepaald achting voor die lui hadden.'
Sterkte Nederlandse troepen op 30 sept.1940