Tijdvak 1941-1944 - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Tijdvak 1941-1944

Wolverhampton > Wrottesley Park
Wrottesley Park nabij Wolverhampton

Op last van de regering waren in september 1940 al plannen gemaakt voor de bouw van een permanente kazerne. De brand in Ranton Abbey had het ministerie van  Defensie in Londen overtuigd dat haast moest worden gemaakt. De keuze viel op  Wrottesley Park, 8 km ten westen van Wolverhampton (Staffordshire) gelegen. De Nederlander Henri Wijnmalen, die na een carrière als piloot in eigen land en rijinstructeur in Frankrijk, aannemer was geworden in Twyford, mocht voor Nederlandse rekening aanvangen met  de bouw van het kamp.      

1-hoofdkwartier
 
2-bewaking
 
3-officierskantine
 
4-onderofficierskantine
 
5-feestzaal
 
6-kantine
 
7-kwartiermeester
 
8-  kerkgebouw
 
9-stenen gevangenisgebouwtje
 
10-postkamer

Bron kaartje: R. Swankhuizen

Het enige stenen gebouw: het 'Brigadebureau', alwaar de commandant zijn kantoor had.

De hoofdingang
           

                            Bewaking bij de hoofdingang                                               S. Jol voor het wachtlokaal


Dit kamp werd op 22 mei 1941 door een eerste contingent Marechaussees uit Biddulph betrokken, 10 juli gevolgd door de rest van de Nederlandse Brigade.  Wolverhampton was toen een stad van 160.000 inwoners en een centrum van o.a. ijzerindustrie en machinefabrieken. Het kamp had een oppervlakte van 150 ha. en  lag op het landgoed van Lord Wrottesley, nabij de Cranmore Lodge Farm. De Nederlanders in Engeland mochten de naam van dit kamp nooit noemen uit angst voor spionnen.
De gelegerde militairen spraken van Wolverhampton en de lokale bevolking had het over The Dutch Camp at Cranmoor Lodge of naar de eigenaar York's farm.
De  ruim 100 nieuwe barakken, bureaus, eet-en wasgelegenheden, sporthallen (een unicum in die  tijd!), tennisbanen, theater en eetzalen waren een verademing. Elektriciteit en stromend water waren toen een luxe. In beginsel hadden de ontwerpers vergeten een gymnastieklokaal en ruimtes voor godsdienstoefeningen te bouwen, alsmede een exercitieterrein ontbrak. Deze blunders werden  echter spoedig hersteld.

Klik hier voor een beeld in en rond de barakken

Klik hier voor informatie over sport in de brigade

Het kamp was in die tijd een van de duurste in Engeland. Doordat het park 8 km buiten de stad was gelegen, was het contact met de bevolking minder intensief dan in Congleton. Voor ontspanning in het kamp werd voldoende  gezorgd. Toch werd de achteruitgang (Perton Lane) van dit kamp vaak gebruikt door militairen die van het uitgaansleven in Bridgenorth (veel aantrekkelijke pubs!) gebruik wilden maken. Het lag nl. dichtbij een grote doorgaande weg.
'Een vrije avond naar de stad liet je wel  uit je hoofd. De bussen waren schaars, reden niet laat of waren overvol. Het  alternatief was anderhalf uur lopen....'

Contacten tussen de Nederlandse bewindslieden in Londen en hun gastheren verliepen heel moeizaam, vanwege de slechte beheersing van de Engelse taal. Eén van de Nederlandse ministers schreef bijvoorbeeld eens een bedankbriefje na een logeerpartij:' I enjoyed your wife very much!' Een ander vroeg aan aan een dierenliefhebber: 'Do you fock your dogs yourself?'



Koningin Wilhelmina en prins Bernhard waren intussen van overtuigd geraakt, dat de problemen in de Brigade daadwerkelijk werden aangepakt. Op 26 augustus 1941 verleende de koningin daarom bij Koninklijk Besluit nr. 1 toestemming aan de Koninklijke Nederlandsche Brigade om met ingang van  27 augustus de erenaam  'Prinses Irene' te dragen. Bovendien reikte zij in Wrottesley  Park persoonlijk het vaandel uit, waarbij zij de volgende rede uitsprak:



Inspectie van de troepen door Koningin Wilhelmina, 2e van  rechts Paul Hoogerwaard


Bezoek en uitreiking van het vaandel door Koningin Wilhelmina     

De Brigade paradeert voor koningin  Wilhelmina.  

In augustus 1941 werd de organisatie uitgebreid met nog een bataljon. Daarnaast zorgden de brigadetrein (bevoorrading), de verbandplaatsafdeling, de herstellingsafdeling en een sectie politietroepen voor de ondersteuning.

1 september 1941 werd de verjaardag van Koningin Wilhelmina uitgebreid gevierd. Op het programma stond o.m. een parade in Wolverhampton, een sportdag en een optreden van de cabaretgroep Tijl Uylenspieghel.

Een dag later werd het bevel over de Irene Brigade overgenomen door kolonel Van Voorst Evekink. Het voornemen een complete Brigade van 3000 tot 5000 man te vormen, is niet tot uitvoering kunnen komen, daar door al genoemde oorzaken nimmer voldoende personeel beschikbaar was. De sterkte bedroeg toen ongeveer 1600 man. De Brigade werd verzwakt door de uitzending van detachementen, de opleiding van speciale troepen en door het aanwijzen van personeel voor andere bestemmingen.

In september en november 1941 vertrokken ook nog twee detachementen naar Suriname en de Nederlandse Antillen van in totaal 248 man.

Toen in december 1941 de oorlog met Japan uitbrak kwam de taak van de Brigade ter discussie  te staan. Van Voorst Evekink wilde graag de hele Brigade naar Nederlands-Indië sturen. Zelfs de koningin en de regering steunde hem hierin. Binnen de Brigade bestond er weinig animo. Sommigen beriepen zich op de Nederlandse grondwet, waarin was bepaald dat militairen alleen op basis van vrijwilligheid naar overzeese gebiedsdelen konden worden gezonden.


Afscheid Indië-detachement bij het brigadebureau         

Pack all your troubles...'. to Indië   v.l.n.r. dhr. Goes, dhr. Blokland en dhr.  Scholz

Een detachement van vrijwilligers van ongeveer 150 man, inclusief de Brigadecommandant, ging op 7 januari 1942 dan toch naar het Verre Oosten. Deze laatste kon door de capitulatie van Nederlands-Indië op 8 maart 1942 niet meer worden ingezet en werd naar Ceylon gedirigeerd. In de maanden hierna ondernam het grootste gedeelte van de groep ('Korps Insulinde') geheime acties op het door de Japanners bezette Sumatra.
 
De Ruyter van Steveninck

Door het vertrek van bovengenoemde commandant ging het commando op 6 januari 1942 over op de luitenant-kolonel van de artillerie De Ruyter van Steveninck. Hij kreeg met een verdere leegloop van de Brigade te maken. Teneinde deze brigadecommandant zoveel mogelijk de gelegenheid te geven zijn oorlogstaak voor te bereiden, was in een landhuis "Dane's Court" in Tettenhall bij Wolverhampton, de Inspectie Nederlandse Troepen gevestigd, met generaal-majoor Noothoven van  Goor als inspecteur. De bureaus van het ministerie in Londen konden daardoor  klein worden gehouden. De regering daar gebruikte de Brigade in feite als een depot. Allerlei militaire onderdelen hadden personeel nodig. De luchtmacht had grondpersoneel nodig en de marine zat verlegen om kanonniers. Ook  inlichtingenpersoneel was nodig. Een aantal van hen werd als 'spion' boven bezet Nederland gedropt en werd slachtoffer van het beruchte Engeland-Spiel.


Achnacarry  memorial, dat uitziet over de  terreinen waar destijds de Nederlandse commando's werden opgeleid    Rechts: commando's in opleiding

Op 22 januari 1942 werden van de Brigade acht officieren, zeventien onderofficieren, vier korporaals en negentien soldaten naar  het Commando Basic Training Centre te Achnacarry (Schotland) gestuurd om daar, als vrijwilliger, deel te nemen aan een Britse commando training. Uiteindelijk slaagden zo'n tachtig Irenemannen erin om bij de  commando's  van No.2 Dutch Troop te worden ingedeeld.

Verder was er veel personeel nodig, het zgn. 'Detachement Maidenhead', ter  bewaking van de Koningin.  Zij verbleef meestal in Stubbings House bij Maidenhead, maar soms ook Chester Square 77 in Londen waar het secretariaat van koningin Wilhelmina was gevestigd. Ook moesten in Londen veel Nederlandse regeringsgebouwen bewaakt worden. Tevens leverde men personeel voor bureaufuncties in Londen. Dit waren vnl. militairen die ongeschikt waren voor gevechtsfuncties.

Klik hier voor een artikel over twee gesneuvelde bewakers van de koningin

Lees  hier  krantenberichten over Piet Bosch, ordonnance van koningin Wilhelmina en later chauffeur van Prins Bernhard


Opleiders op weg naar Canada

Ook werden in maart 1942 69 man aangewezen voor de opleiding tot kanonnier op de koopvaardijschepen en die daarna op de schepen werden geplaatst. Bovendien vertrokken er 40 man naar Stratford in Canada om daar de opleiding van nieuwe rekruten uit Noord-Amerika voor hun rekening te nemen. Ook volgden een aantal militairen de Britse parachutistenopleiding. Bovendien werd grondpersoneel aangewezen voor het 322 Spitfire Squadron.

Klik hier voor een namenlijst van kanonniers uit december 1942
Lees hier over kanonnier Arend van Beveren


Het mouwembleem van de para's

Tenslotte volgden een kleine groep militairen van de Brigade een Britse  parachutistenopleiding. Voor sommige bijzondere opdrachten werden nl. parachutistenonderdelen van vreemde mogendheden opgeleid. Die droegen dan de naam' Special Air Forces' (S.A.S) en bestond uitsluitend uit vrijwilligers.
In maart 1942 vertrok de eerste groep van twintig Nederlandse vrijwilligers naar een Britse school, later volgden nog meer groepen.
Bij de reorganisatie van 1 januari 1943 werden zij ondergebracht in een speciale compagnie: de zgn. Noothoven van Goor compagnie, waarbij de opleiding werd voltooid. Bij wijze van herkenning droegen zij op hun rechtermouw een embleem met een oranje parachute.

Door deze oorzaken verminderde de sterkte van de Brigade tussen 1 september 1941 en 13 april 1942 met 48 officieren, 76 onderofficieren en 395 korporaals en soldaten. Waardoor de totale sterkte op 1300 man kwam, waarvan 900 geschikt voor gevechtsfuncties.

Op veel militairen had de niet inzetbaarheid van de Brigade als gevechtseenheid een deprimerende invloed. Dit was merkbaar, doordat sommige miltairen duidelijk sympathie koesterden voor het Rode Leger uit de Sovjet-Unie: op een nacht werd in een van de waslokalen zelfs een embleem van de hamer en de sikkel aangebracht, waaronder "Leve Rusland"en "Rusland zal overwinnen" stond geschreven.
Gefrustreerde gevoelens werkten ook anti-semitisme in de hand. Vreemd, daar 20% van de Irenemannen uit joden bestond, waaronder zich, net als bij niet-joden goede en minder goede personen bevonden. De zgn. 'lijntrekkers' wekten wrevel op. Dit leidde o.a. ertoe dat op een van de kamerdeuren de volgende tekst werd geschreven: "We vechten niet alleen tegen Hitler, maar ook tegen de joden." Ook spraken sommigen van  'kromneuzen of de afdeling krombaangeschut.' Diep ging die afkeer van de joden niet, want het gemeenschappelijk gevaar hief de tegenstellingen op.
Dat er ook in Wrottesley park in Wolverhampton soms ook  niet te vertrouwen elementen tussen de manschappen zaten, bleek wel uit het  volgende. Irene brigadist Van der Eem: „Tussen een van de Engelandvaarders zat  een jongen die blijkbaar nogal beïnvloed was door de Duitsers. Met de Duitse pas  liep hij door de slaapbarak en ook wel eens over het kamp, iets wat natuurlijk  niet onopgemerkt voorbijging. Tot het moment dat de man de grote fout maakte  door in een barak waar een Joodse sergeant gelegerd was boven diens bed een  geraamte te tekenen. Een paar dagen later werd hij toch maar naar het eiland Man afgevoerd".

'Deze voorvallen heeft geschiedschrijver Lou de Jong nu juist wel in deel 9 van zijn levenswerk aangehaald. Geen lovende woorden zijn daarin te vinden, alleen maar kritische kanttekeningen.'

Spanningen veroorzaakten ook de 40 legionairs uit het  Franse Vreemdelingenlegioen. Bij de werving zou hen beloofd zijn dat zij in  Engeland hun Nederlanderschap zouden terugkrijgen, waardoor zij dit gevreesde legioen de rug toekeerden. Dit gebeurde na veel aandringen in juli 1944. Het waren uitblinkers op militair gebied, maar zodra ze waren teruggekeerd van de oefeningen ontstonden er problemen en was er geen discipline meer te bespeuren: stropen, vechtpartijen e.d.

Pantserwageneskadron met tweede van links 'Mickey'


Leavepass van Daan van de Velde (met dank aan Olivia Hielkema)


Jhr. Beelaerts van Blokland (r) in gesprek met de Britse generaal Waterhouse

Kapitein Kist werd wegens overplaatsing naar Londen eervol  ontheven van zijn commando over het Pantserwageneskadron. Hij werd opgevolgd door Jhr. Beelaerts van Blokland. Hij was een enorm populaire officier en in de  onderlinge gesprekken beter bekend als 'Mickey'. (naar de stripfiguur van Walt Disney)
 
Het was eigenlijk een vicieuze cirkel: doordat de Brigade als gevechtseenheid onbruikbaar was, kon zij niet ingezet worden en hierdoor werd zij steeds minder interessant voor de geallieerde troepen. Doordat de aanwas van nieuwe rekruten achterbleef bij de verwachtingen, stelde de regering de plannen tot  het vormen van een brigade van 3000 tot 5000 man bij. Beleidsmakers binnen de Brigade wilde kleinere  eenheden, die werden ingelast in Britse onderdelen. De regering hield echter voet bij stuk: er zou dan immers geen herkenbare eenheid meer zijn tussen de geallieerde legers. Op 16 december deelde de minister van Oorlog aan de Brigade mee, dat men per 1 januari 1943, besloot tot een reorganisatie. De Brigade werd omgevormd tot een gemotoriseerde eenheid. Hierin werd ook personeel ingedeeld dat niet voor actieve dienst geschikt was. De brigade bestond nu uit:

  • De Brigadestaf, (met code 109) waartoe behoorde de verbindingsdienst ("Signals"), de medische dienst, hoofdkwartier en administratie, inlichtingendienst, geestelijke verzorging en politietroepen. Deze laatste droegen een simpele rode armband met M.P. (military police) erop. Ze kregen wel een eigen code: 119.
  

Bron foto:  Burton Sanders  (omcirkeld op bovenstaande foto)

  • Drie zelfstandige Compagnieën (gevechtsgroepen met de codes 110, 111 en 112), elk bestaande uit een sterk infanteriegedeelte en onderdelen met zgn. ondersteunende wapens zoals: mitrailleurs, mortieren, antitankgeschut en luchtdoelgeschut. Elke gevechtsunit (fighting-unit) was onafhankelijk en er werd een zogenaamd A- en B-echelon aan de units toegevoegd, dat tot taak kreeg herstel en onderhoudswerkzaamheden aan voertuigen te verzorgen. Tevens bevatte zo'n echelon dan de keuken, watervoorziening, wapenkamer, foerier en administratie. Hierdoor kon, door bezit van eigen hulpmiddelen en organisatie, de unit zelfstandig opereren.

    De b-echelon van gevechtsgroep II

 
  • Verkenningsafdeling met code 138, bestaande uit gevechtswagens, scoutcars en carriers, welke zelfstandig kon opereren of in groter verband als ondersteuning van de gevechtsgroepen.

  • Een batterij Veldartillerie, met code 114 (25-pounders met kaliber 8,76 cm). Vier stukken (later op continent zes) met een grote Batterijstaf die ook zelfstandig kon opereren.

  • De BrigadeTrein (verbindingsafdeling) met code 118, was belast met de aanvoer van levensmiddelen, munitie en brandstoffen.

  • De Reinforcement (aanvullings- en reservetroepen) met code 113.

  • De Herstellingsafdeling, werd later ingedeeld bij de Brigadestaf.

  • Het Depot werd bij de brigade weggehaald en kwam onder rechtstreeks bevel van de Inspecteur Nederlandse Troepen (INT)

                                                                      Boven de brencarrier en onder de scoutcar

  • Voor eskadronscommandant Beelaerts van Blokland had de reorganisatie onaangename gevolgen: zijn eskadron pantserwagens werd opgeheven. Deze eenheid bestond grotendeels uit enthousiaste Marechaussees. De sfeer was er prima en er werden veel oefeningen gehouden die zich vaak uitstrekten over grote afstanden. Populair waren de schietoefeningen in het berglandschap van Wales.

     Een 'buitgemaakte' schaap met motorrijder Chris Duysters en  mannen van de Recce

    'Tijdens een van de eerste  schietoefeningen kwamen we erachter dat we vier schapen hadden gedood. De  commandant vond het erg vervelend, maar de chief of police zat er niet mee, want de  Polen hadden een week van tevoren er twintig gedood.... '

    Regelmatig werd er ook aan sightseeing gedaan en die combinatie werd zeer op prijs gesteld door de manschappen. Bovendien droegen de mannen van dit eskadron pantserwagens een zwarte baret, afwijkend van de traditionele groene. De opheffing had tot gevolg dat en groot deel van de Marechaussees werden verdeeld over de gevechtsgroepen. Toen kwamen ze onder commando van jonge militaire politiemannen ("de Witte") die snel promotie hadden gemaakt. Het moreel had hier danig onder te lijden, dat na afloop van de afscheidsparade het hele eskadron door het kamp trok en met hamers op de stalen voertuigen sloeg, wat een enorme herrie veroorzaakte.

    'Dat lawaaimaken was een rouwbetoon, iedereen was er kapot van dat het eskadron werd opgeheven.'
     
    Het eskadron verdween dan wel, maar de Brigade werd wel degelijk gemotoriseerd. Dat betekende dat elke gevechtsgroep werd uitgerust met 22 Bren-en Loydcarriers, terwijl de verkenningsafdeling werd voorzien van moderne Daimler (de "Dingo") verkenningswagens.
    Bij de artillerie moest alles geheel worden opgezet. Uit de aanwezige artilleristen  werd een detachement geformeerd waarvan de officieren bij een Brits onderdeel werden gedetacheerd. Het personeel kreeg een opleiding en nadat het materieel was aangekomen, werd de batterij geformeerd. Van 16 maart tot 26 september 1943 oefende deze bij een Brits onderdeel en ontving de nodige praktische schietopleiding.
    Teneinde de Brigade uit het 'kampleven' te halen werden verschillende eenheden op Britse wijze geoefend en bij vergelijkbare Britse onderdelen gedetacheerd. De brigadestaf bleef echter op Wrottesleypark.


    Een overzicht van de verblijfplaatsen van de  Brigade in Engeland

    Op 1 mei 1943 vertrok de IIe gevechtsgroep als eerste onderdeel naar Stanhill Camp tussen Accrington en Blackburn. De prima G.M.C trucks werden hiervoor helaas ingeruild voor de Dodge. De manschappen werden ondergebracht in Nissenhutten boven op een heuvel. Hier maakte men voor het eerst kennis met radar: een wirwar van gespannen draden op geringe hoogte. Ze werden ingedeeld bij de Lancaster Fuseliers.
    Half mei ging de verkenningsafdeling (Recce) op oefening in Morecambe bij Lancaster, 40 km ten noorden van Blackpool. Hier was in een vakantiekamp het 80e Recce Regiment gelegerd. Dit was een voortgezette opleiding van Engelse militairen en droeg bij om de geoefendheid van de Nederlandse Recce te verhogen. De samenwerking met de Engelsen was prima. Hoewel men wel opkeek tegen de wekelijkse verplichte Cross country loop, een 8 km lange tocht door heuvelachtig landschap. Er vonden ook veel schietoefeningen op het strand plaats, waar betonnen palen als doel diende voor de anti-tankgeweren.
    Onder leiding van kapitein Looringh van Beek vertrok de Brigade (zonder de artillerie) op 12 juni 1943 naar Ashridge Camp tussen Dunstable en Berkhamstead, midden in de bossen. Ze werden hier ingedeeld bij de 61st Division Recce Unit.  Dit kamp, ter grootte van enkele km², behoorde tot het eigendom van Lord Rothschild, die echter niet op dit terrein huisde. In de stromende regen werden tientallen tenten opgebouwd. Elke unit had zijn eigen tenten en bosgedeelte. Tot de tenten behoorde een aantal kleine ronde achtpersoons met een stok en een aantal grote langwerpige met meerdere palen in het midden en met ruimte voor een dubbele rij slaapplaatsen. De twee andere gevechtsgroepen werden later ook in dit kamp gelegerd. Ook waren er al tal van Engelse militairen in dit park aanwezig. Voor het eerst vonden er oefeningen plaats in brigadeverband, wat nog niet eerder geschiedde.  

    'We mochten van  onze majoor Galle tussen de tenten een afdakje bouwen met daaronder van buizen een douche inclusief warm water.  Er werd echter wel een  gevechtsgroepsorder uitgegeven dat we alleen mochten douchen met een onderbroek of zwembroek aan........'
     

      
    Gevechtsunit II  in Ashridgepark met rechtsvoor W. Vaders


     
    Wotton Underwood- Links op deze foto Jaap Sepers (Bron fam. Sepers)


                                     Otterburn- tweede van rechts Jaap Sepers
    (Bron fam. Sepers)

    De artillerie oefende in augustus 1943 in het Wotton Underwood Camp nabij Aylesbury, ten noordoosten van Oxford. Begin september 1943 verhuisde ze voor een 10-daagse schietkamp in Otterburn, in Northhumberland, bij Newcastle on the Tyne.
     
    Totale sterkte 'Royal Dutch Army' oktober 1943
    Op 20 december 1943 verscheen de 'Hulpkorpsbeschikking' van de Nederlandse minister van Oorlog Van Lidth de Jeude, waarbij in Engeland het eerste Nederlandse vrouwenkorps tot stand kwam dat de militaire status kreeg. Het korps kreeg de naam (Vrijwillig)Vrouwen Hulpkorps en maakte deel uit van de Koninklijke Landmacht. Zij werden ook opgeleid in Wrottesley Park en er waren drie oefensessies in januari, maart en juli 1944. Het programma bestond uit gymnastiek, exercitie, kaartlezen, rijlessen, leren colonnerijden in 3- en 6-tons vrachtwagens, EHBO, gasmaskeroefeningen (gebruik van traangas), krijgstucht, hygiëne, wapenleer (o.a. het uit elkaar halen van een machinegeweer en opsporen van boobytraps) voedingsleer, kantinewerk en een refugiéoefening.
     
    Oom Paul
    (foto: C. Hijzeler)   
         
      
       
    Karikatuur uit de Bromtol van 'Oom Paul'
    (Let op de  'Springbok'!)

    In maart 1944 werd het Depot in Wolverhampton gereorganiseerd. Het belangrijkste daarvan was de vorming van een  Compagnie aanvullingstroepen (Training and Holding Unit), bestemd om eventuele verliezen van de Irene Brigade op te vullen. Deze troepen werden opgeleid door de legendarische Zuid-Afrikaanse majoor Looringh van Beeck 'Oom Paul' (vernoemd naar Paul Kruger).

    Een dagboekverslag van het bezoek van 'Monty' vermeldt het volgende:

    "Zijn ongedwongen houding wekte bewondering van de manschappen op, mede door de wijze  waarop hij zo gemoedelijk zijn zegje deed.  In het kort zei hij het volgende: "We  moeten elkaar leren kennen, omdat we samen zullen moeten vechten. Uit oogpunt  van vertrouwen breng ik jullie een bezoek. Ik heb over jullie training goede  berichten ontvangen (gemompel onder de 'menigte'). Het tweede front, zoals de  kranten dat noemen, is reeds geopend. Ik heb n.l. al op een aantal fronten  gevochten en het volgende wordt mogelijk het vijfde of het zesde front. Eens  werd ikzelf te Duinkerken de zee in gedreven en dat was zeer en zeer onplezierig  (luid gelach). Maar nu zijn we niet meer tegen te houden. Dag en nacht  bombarderen wij Duitsland, zoals wij ook de Duitsers en Italianen in Afrika  hebben gebombardeerd en de zee in hebben gedreven. De Duitser is een zeer goed  soldaat, maar de geallieerde soldaat is véél beter (handgeklap). Eerst Duitsland  bombarderen en dan is het een easy job. Ik wens U allen good luck.' Een  spontaan driewerf 'hurrah' was het antwoord."

    'Als Monty net zo vecht als hij lult, kan  de oorlog nog lang duren.'

    'Hij eindigde met de woorden: "Good  hunting, boys and we'll meet again in Holland." Je kon zien dat hij van zijn eigen optreden genoot. Zijn optredens waren altijd op effect berekend. Hij wist  dat en maakte daar handig gebruik van...'


    Generaal Momtgomery inspecteert , vijfde van rechts D. van de Velde

    'Break ranks'

    Het was bekend dat generaal Montgomery alle onderdelen zou bezoeken die aan de invasie zouden deelnemen. Op 11 maart 1944 vereerde Generaal Montgomery de mannen van Prinses Irene Brigade op het sportterrein in Frinton met een bezoek. Hij zou de brigade inspecteren en toespreken. Alle carriers en pantserwagens hadden een extra schoonmaakbeurt gekregen en ook de koppels en het koperwerk van de manschappen schitterden in de zon. De Brigade werd in een u-vorm opgesteld en hij klom op een jeep en riep: 'Break ranks' (het gelid verbreken). Hij hield een toespraak waarin hij de Brigade herinnerde aan zijn verdrijving van de Duitsers uit Noord-Afrika en dat het nu de beurt was aan Europa. 'We will bomb them!'
    Tevens waarschuwde hij de Irenemannen dat de Duitsers goede soldaten waren, maar dat de geallieerde soldaat veel beter is. Dit maakte veel indruk op de manschappen. Zeer belangstellend  inspecteerde hij de manschappen en materieel. Hij merkte o.a. op dat er drie Nederlanders bij waren met 'ribbons', die dienden onder hem in het 8e Leger in Afrika.


    Klik hier voor de herinneringen van Hans de Leeuw aan o.a bezoek van Montgomery

    Aankomst mariniers in Dovercourt

    Op 20 april 1944 vertrok het detachement Nederlandse mariniers, bestaande uit drie luitenants en 98 onderofficieren, korporaals en soldaten die bij het USMC in Camp Le Jeune te North Carolina (V.S) hun opleiding afgerond hadden, onder bevel van kapitein Arends, met het grootste passagiersschip ter wereld, de Queen Elisabeth, uit New York richting Europa. Dit was nodig voor de broodnodige aanvulling van de Prinses Irene Brigade. Na zes dagen arriveerden ze aan de rede van Gourrock aan de Clyde in Schotland. Na een kort verblijf in transitcamp (het latere Mariniersopleidingscentrum) Roseneath aan het Gare Loch, kwam het op 28 april 1944 aan in Wolverhampton. Daar werden de mariniers gekleed in battledress en van Britse uitrusting voorzien. Op 1 mei voegde het zich bij gevechtsgroep II in Dovercourt nabij Harwich, alwaar het op de hoogte werd gebracht van de Britse bewapening en voorschriften.

    Aankomst mariniers in Dovercourt

    Aan de indeling van deze mariniers was de voorwaarde verbonden, dat zij z.s.m. na de bevrijding van Nederland en uiterlijk 14 dagen, nadat de Nederlandse troepen aan de Nederlandse regering zouden zijn teruggegeven, weer zouden worden afgestaan aan de Koninklijke Marine, tevens dat de mariniers een afzonderlijke eenheid met eigen officieren en kader zouden vormen en dat daarvan geen kader zou worden afgenomen voor andere onderdelen van de Irene Brigade.

    'Het was een geweldig gevoel, omdat  iedereen overtuigd was dat dit de laatste herdenking in Engeland was.'

    Al met al kwam de Brigade met deze toevoeging van deze mariniers op ongeveer 1250 man, eigenlijk niet meer dan een versterkt bataljon. Koningin Wilhelmina en prins Bernhard kwamen op 9 mei speciaal naar Harwich om de mariniers in actie te zien bij een oefening. Helaas werkten de Britten niet echt mee om er en show van te maken en viel de aanval op een van de forten die Harwich rijk is tegen, een teleurstellend slot. Maar het resultaat was dat er dankzij de overkomst van de mariniers voor de eerste maal in haar geschiedenis bij de jaarlijkse 10 mei-herdenking op het voetbalveld van Dovercourt een volledige Brigade stond.

    Militaire kist van S. Jol, let op tekst 'Dutch Forces'

    Op 11 mei werden alle particuliere eigendommen van alle militairen in kisten en koffers gepakt om in Wrottesley Park te worden opgeslagen. Vanaf 20 mei mocht er niet meer worden gereisd buiten een straal van 25 mijl vanaf station Dovercourt. Een brigadeorder van 27 mei bepaalde dat iedere militair verplicht was zich tegen bepaalde ziekten te laten inenten. Ook mocht er geen 24-uurs verlof meer worden verleend.
    In de vroege morgen van 6 juni werden alle militairen van de Brigade gewekt door het geluid van daverende vliegtuigmotoren en heftig kanongebulder. Honderden vliegtuigen vlogen in zuidoostelijke richting. Het was duidelijk dat het grote moment was aangebroken en de invasie was begonnen. D-day, oftewel Decission-day!  

    Leavepas van Dovercourt naar Ipswich voor 8 juni 1944 voor D. van de Velde van de Recce

    Het duurde echter nog tot 15 juni voordat voor de Brigade het mobilisatiebevel in werking trad. De Staf kreeg tien dagen de tijd voor het aanvragen van wapens en munitie etc. Naar Engels voorschrift moest elk onderdeel ook een Bijbel aanvragen....
         
    Oefenen met de Lee Enfield december 1941 in Wrottesley park met Serg. Veenhaas en de soldaten Elias, de Vries, “Tank” Grevenhoek en knielend op de voorgrond  Paul Heuts

    Paul Heuts geknield in actie met twee collega's   Foto: Paul Heuts jr. - Canada

    Een infanteriegroep  (drie in een peloton) bestond toen uit tenminste 8 geweerschutters, die hun P14  Enfield uit 1917 net voor hun grote oefening moesten inruilen voor een moderne  Lee Enfield. Alleen de groepscommandanten en kaderleden maakten gebruik van de  Stengun.  De gewone soldaat was hierna vrijwel altijd voorzien van het Lee Enfield geweer.
     
    Er gingen nog een paar weken voorbij met wachten, oefenen en  weer wachten. 29 juni 1944 kwam tot verbazing van iedereen en  eleurstelling van de meesten het bevel dat men moest verhuizen van Dovercourt naar tentenkamp Narford-Camp, nabij Narborough (nabij Kings-Lynn), waar oefeningen in groter verband, o.a. met de iets grotere Belgische Brigade Piron, werden gehouden. Er was in dit kamp nauwelijks eten en al helemaal geen  drinkwater. Er waren ook geen borden, zodat men nu al van de mess-tins gebruik  moest maken. Het waren de eerste kleine ontberingen. De Nederlandse humor kwam ook om de hoek kijken: vele tenten kregen een geschilderde naam als"Stalin Inn", "Nooit gedacht" en op de staftent werd 's nachts "Chairborn troops"geklodderd. In de Village-Hall (gemeenschapscentrum) in Narborough werd door het Engelse Leger een film vertoond, waarin men kon zien hoe men Duitse en Italiaanse mijnen onschadelijk kon maken. Het was een verplicht filmbezoek dat door alle aanwezigen met grote aandacht werd gevolgd. De oude wapens en uitrusting werd ingeleverd en men ontving nieuwe brencarriers, wapens en uitrusting. De manschappen kregen nieuwe uniformen en schoenen. De koppelriemen en patroontassen mochten nu ineens niet meer blinken, maar moesten dof worden gemaakt.....

    Op 19 juli 1944 keerden Nederlandse militairen die bij de Engelsen een parachutistenopleiding hadden gevolgd, in het kamp terug.
    Terug naar de inhoud