Wagenpark (L.A.D.)
Congleton
Voor het onderhoud aan het Nederlands wagenpark had men in Congleton de
beschikking over een kleine leegstaande garage, die vnl. gebruikt werd voor
kleine reparaties aan o.a motoren. De auto's, vrachtauto's en bussen waren in
onderhoud bij de Jubilee-garage vlak voor Astbury. Officieel heette het de
L.A.D.
(Light Aid Detachement) Deze beschikte behalve over
drie benzinepompen ook over een café. Bij beide garages sliep het personeel
boven de werkplaats. De maaltijden werden ook hier dagelijks per auto
vanuit Congleton gebracht.
'Bij het eten zat nooit bestek en borden. Geen nood.
Met een schroevendraaier wipten we een wieldop ('chapeau') van een auto en
gebruikten die.'
De L.A.D.
Het is moeilijk te bepalen, wanneer de technische dienst — die als -Tl dienstvak eind april 12 ½ jaar bestaat — zijn intrede in de krijgsmacht heeft gedaan. Men zou kunnen beginnen bij de zwaardvegers, de middeleeuwse wapensmeden, die de ridderschap bijstonden voor en na het gevecht..... maar dat is wel erg ver weg. Oudere lezers zullen zeker nog (vooroorlogse) herinneringen bewaren aan de bedachtzame, vakbekwame meestergeweermakers bij de infanterieonderdelen, aan de stoere smidbankwerkers en de vuurwerkers bij de artillerie, aan de handige auto- en motormonteurs bij de autocompagnieën. Zij waren opgeleid bij de artillerie-inrichtingen aan de Hembrug, met uitzondering van de automonteurs, die geschoold werden bij het Korps Motordienst te Haarlem. Hun taak was uitsluitend herstel van materieel. Wat zij herstelden en hetgeen zij daarvoor nodig hadden, werd aangevoerd door de materieeldiensten der Wapens en Dienstvakken. Voor zwaardere, ingrijpende reparaties was men aangewezen op de Hembrug.
Alleen voor het herstel van het motormaterieel beschikte men vóór 1940 over kleine werkplaatsen, o.a. in de Utrechtse Kromhoutkazerne.
De Tweede Wereldoorlog bracht ook op het gebied van materieelverstrekking en -herstel ingrijpende veranderingen en snelle vooruitgang. Men onderkende het ontzaglijke belang van een deskundige verstrekking en reparatie van het oorlogsmaterieel. De Amerikanen hadden reeds vóór 1940 hun Ordnance-corps (bevoorrading én herstel), de Engelsen, het Royal Army Ordnance-corps (bevoorrading) en de Royal Electrical and Mechanical Engineers (herstel), weldra als REME algemeen bekend en gewaardeerd.
Toen in 1941 te Congleton in Engeland de Kon. Ned. Brigade „Prinses Irene" werd opgericht, als eerste Nederlandse onderdeel, dat aan de invasie en aan de bevrijding van Europa van de Duitse overheersing zou deelnemen, koos men uiteraard de Engelse organisatie-vorm.
De Brigade bevatte een herstelafdeling,een zgn. L.A.D., afkorting van Light Aid Detachment. Haar taak zou zijn: onderhoud en herstel van het materieel der brigade in de ruimste zin des woords. Daartoe beschikte men over werkplaatswagens waar reparaties tot 2e a 3e echelon konden worden uitgevoerd.
Kapitein J. Bredt was commandant van deze voorloopster van onze huidige Technische Dienst, zijn rechterhand de toenmalige opperwachtmeester der Kon.Marechausse P. Ceton. Beiden waren in 1940, na onze capitulatie,naar Engeland overgestoken, om daar de strijd tegen de Duitsers voort te kunnen zetten. Kapitein Bredt diende als reserve-officier bij de toenmalige Rijdende Artillerie, opperwachtmeester Ceton maakte deel uit van de Ie Divisie Kon. Marechaussee te 's-Hertogenbosch.
„Ja, dat waren onvergetelijke jaren",zegt de majoor b.d. Ceton, als wij hem in Utrecht opzoeken. „Kapitein Bredt was een prima organisator, streng, maar zeer rechtschapen, een voorbeeld voor al zijn mensen."
„En u was de technische man?"
„Als marechaussee had ik technische cursussen gevolgd, was daarna belast met de technische controle van het verkeer op de weg. Ik had grote belangstelling voor de techniek, 't zat me in de vingertoppen en ik voelde me dus bij het L.A.D. goed thuis. Nu kreeg ik daar ook prima medewerkers: Clarisse,Van Gurp, Van Os, Den Adel, Jantje van Eck, de kleinste man van de brigade, die op een reus van een kraanwagen zat. Het waren allemaal militairen, die wij opvisten uit de onderdelen, welke Engeland wisten te bereiken."
Anno 1945 in de werkplaats te Rotterdam. V.l.n.r. op de voorgrond, lkol. Ir. de Haas en de Kwartier-meester-Generaal, generaal-majoor S.J.v.d.Bergh.
Intocht der Kon. Ned.Brigade ,,Prinses Irene" in Den Haag, mei 1945. Men ziet hier links op zijn motorfiets de heer Ceton, toen nog sergeant-majoor. In de volgende jaren klom hij op tot hoofdofficier. Als majoor, C-573 TD Basisverzamelplaats Cie te Soesterberg werd hij gepensioneerd.
Weldra moet het LAD worden omgezet in een veel zwaarder „Independent Workshop Detachment" (IWD), dat reparaties tot ons huidige 3e echelon kon verrichten. Het detachement telde toen ongeveer 60 man.
Al oefenend en 'herstellend groeide het IWD tot een perfect geheel, met een fantastische teamgeest. Gemakkelijk werd het de mannen niet gemaakt. Er waren oefeningen in Schotland bij 22 graden vorst, terwijl buiten de sneeuw een meter hoog lag. Hoewel men onder dekzeilen in de openlucht sliep, zijn er zelden zo weinig patiënten op het ziekenrapport geweest. Toen kwam de oversteek naar het vasteland van Europa in augustus 1944 — een demonstratie van goede discipline en drill — en de veldtocht naar Frankrijk, België en Nederland, waarbij de mannen van de herstelafdeling bergen werk kregen te verzetten: reparatie van alle soorten motorvoertuigen, van handvuurwapens, mortieren, kanonnen, verbindingsmaterieel, enz., waarbij tussen de bedrijven door ook nog voor eigen beveiliging moest worden gezorgd. Men werkte in verzengende hitte en bij ijzige temperaturen, soms onder vijandelijk vuur, maar het lukte altijd.
Mei 1945: de Duitse capitulatie, de triomfale intocht der Brigade in Den Haag, waarbij ook de herstellingsploeg onder bloemen werd 'bedolven In die eerste naoorlogse dagen bivakkeerde het IWD aan de Neuhuijskade in tentjes, die in de voortuinen werden opgeslagen! Later kreeg men een beter onderdak in de Nieuwe Alexanderkazerne.
De Brigade werd ontbonden, maar velen bleven in militaire dienst. De technische mensen van heit IWD gingen op cursus in Antwerpen, men kon een 4e-lijns werkplaats van de Canadezen overnemen, met nog een hoop ander materieel,dat allemaal naar de Utrechtse Kromhoutkazerne werd getransporteerd. Op St. Nicolaasdag 1945 arriveerde alles in Utrecht.
„'t Was een enorme chaos", zegt de heer Ceton, „maar we hebben dag en nacht gewerkt om er lijn en orde in te brengen. Zo ontstond, wat nu algemeen bekend is als de Centrale Werkplaats. De eerste commandant was kapitein Van Gijen, een fantastische commandant."
De heer Ceton werd als eerste luitenant zijn rechterhand.
Uit de Legerkoerier augustus 1953