Namenlijst Zuid-Afrikaanse dienstweigeraars - Prinses Irene Brigade

Ga naar de inhoud

Namenlijst Zuid-Afrikaanse dienstweigeraars

Wolverhampton > Detachementen naar Suriname

Bron: Nationaal Archief

De Zuidafrikaanse dienstweigeraars

Tijdens de crisis in de jaren dertig, emigreerden veel Nederlanders naar Zuid-Afrika. Ze hadden hun Nederlandse nationaliteit behouden. Toen in 1941 alle Nederlandse mannen die geboren waren tussen 1903 en 1923 werden opgeroepen voor militaire dienst, brak dit veel mannen uit die leetijdklasse op. In Zuid-Afrika waren 2000 dienstplichtigen, waarvan er 200 weigerden in dienst te gaan. Na selectie bleven er hiervan 58 over.    
Op 21 februari 1942 vroeg minister-president Gerbrandy aan gouverneur Kielstra van Suriname of het mogelijk was om deze groep Zuid-Afrikaanse dienstweigeraars, met een Nederlands paspoort, voor berechting naar Suriname over te brengen. Kielstra verleende op 3 maart 1942 zijn medewerking en bijna een half jaar later arriveerden deze Nederlandse dienstweigeraars in Suriname en kwamen ze terecht in de kleine, donkere en slecht geventileerde cellen van Fort Zeelandia. Direct na aankomst kwamen vier personen uit deze groep terug op hun weigering, zodat uiteindelijk 54 dienstweigeraars in voorarrest werden gesteld.

Door de witgekalkte muren van de binnenplaats van het fort liepen veel gevangenen ernstige oogklachten op. Door de onhygiënische toestanden en slechte behandeling verklaarden vijf maanden later 46 van hen zich alsnog bereid dienst te nemen. Na overleg met de regering in Londen kwamen 39 personen hiervoor in aanmerking en werden overgebracht naar Curaçao. Hier zouden ze worden opgeleid voor de kustartillerie. Zeven personen werden vanwege hun politieke onbetrouwbaarheid geweigerd en kwamen samen met de 7 resterende dienstweigeraars terecht in het interneringskamp aan de Copieweg in Pararamaribo, waar ze als groep in een apart kampdeel kwamen.

Bij onderzoek bleek dat in Zuid-Afrika bij de oproep voor dienstplicht fouten waren gemaakt. Het verzamelde bewijsmateriaal was echter onvoldoende voor een strafmaat langer dan het voorarrest, maar het bestuur vond het niet raadzaam deze dienstweigeraars in Suriname in vrijheid te stellen. Pas na een rapport van Luitenant-kolonel dr. A.M. Meerloo van 30 augustus 1945, besloot men tot in vrijheidstelling over te gaan en hen naar Zuid-Afrika over te laten brengen. Toen alle formaliteiten geregeld waren, konden ze na zo'n 3½ jaar op 6 mei 1946 Suriname verlaten.

In een Surinaams dagblad stond van de hand van Erns Staets op 23 december 1949 een opmerkelijk artikel over deze kwestie :

Dingen waar ik over dacht

Onder Nederlandse vlag

 
Onder Nederlandse vlag zou niemand gestraft of vervolgd kunnen worden voor iets dat hij nimmer deed, maar wij werden vervolgd, in de gevangenis geworpen, gemarteld om iets dat wij nimmer deden, geen intentie toe hadden, geen tendenzen toe dienden. Onder Nederlandse vlag zou een tirannieke overheid zijn, die de burger zomaar zonder enige vorm van proces uit zijn gezin en levenskring wegsleurt...... Maar, wij werden zelfs zonder dat er enige verdenking tegen ons was gerezen gevangengenomen, beroofd, onze vrouwen en kinderen openlijk mishandeld Onder Nederlandse vlag zou slavernij en mensenroof verboden zijn...... maar, de Nederlandse emigranten werden uit Zuid-Afrika „gekidnapt" en bij tientallen naar Sumatra verscheept en daar in middeleeuwse toestanden, zo lang uitgehongerd en gekweld tot zij hun standpunt prijsgaven. Wat was het standpunt van deze Afrikanen Wij hebben, zo stelden zij,, indertijd Nederland verlaten omdat het ons niets te bieden had dan verkommering en opeenvolgende jaren van werkeloosheid. Wij wilden werken en ons eigen brood verdienen, zelf ons gezin onderhouden en dus gingen we zonder de minste steun van U naar een vreemd land. Daar vonden wij arbeid, brood en de waardering voor onze arbeid; dat land werd ons Vaderland,., Tegenover dal land erkennen wij verplichtingen, dit land willen wij dienen en verdedigen als Onze Haard. Met het Nederlandse Imperium dat ons geen arbeid, geen brood noch toekomst wil geven, hebben wij niets te doen. Het mocht alles niet baten honger, verzieking, ellende werden hun deel. Ik heb een vijftigtal van deze mensen uit Afrika gesproken. Ik trof hen onder afschuwelijke omstandigheden in de cellen van een fort uit de zeventiende eeuw, te Paramaribo, verziekt, uitgehongerd dicht opeengepakt (17 man in een vierpersoons cel)... Ik begreep dat deze mensen „in-zouden-moeten-geven" en de Kolonel Van Oosten wederom een succes zou kunnen melden.... Negen mannen bleven weigeren anders dan voor Afrika te vechten, de overige werden naar Curaçao vervoerd. De Afrikaanse kranten van die dagen vermeldden hoe de vrouwen en kinderen van deze ontvoerde mannen ,naar het huis van de Nederlandse Gezant in Kaapstad optrokken en daar in de tuin van de Gezant hun tenten opsloegen..;... deze Nederlands emigrantenvrouwen smeekten de gezant hun toch hun mannen terug te geven. Zij smeekten hem zich te verstaan met de Koningin. Het mocht niet baten en met de sterke arm werden zij, na ruim vierentwintig uren, van het terrein van de gezant gezet!

 
Gerbrandy wist dit alles zeker wel, een familierelatie van Gerbrandy was onder deze emigranten en Gerbrandy's relatie „S", van beroep architect, stelde zich te Paramaribo in verbinding met zijn oom Gerbrandy. Gerbrandy's relatie ging uit de gevangenis en de vrouw en twee kindertjes van Gerbrandy's relatie kwamen per vliegtuig uit Kaapstad gevlogen, verenigde zich met haar man, die een aardige positie bij de Genie te Paramaribo kreeg. Onder Nederlandse vlag zou slavernij en mensenroof verboden zijn maar wij werden uit onze huizen gesleurd, naar een ander werelddeel ontvoerd en tot de meest wrede vorm van slavernij gebracht...... Omdat zo antwoordde dit stelsel vertolkende pers „Omdat...... zij geen Democraten waren en dus moesten zij verdoemd worden...... !! Onder Nederlandse vlag zou vrijheid van geweten zijn en het goede burgerrecht zou bestaan werden wij gevangen genomen, ontvoerd, mishandeld gemarteld...... Dat was alles, lang van te voren, in interlandelijke diepgeheime bijeenkomsten zo besloten. Zij, de pseudo-democraten, waren de superieure mensen, alle mensen de democratie te redden zo heette dat moesten wij geliquideerd worden. Niet in gaskamers, oh neen, de natuur, „de groene hel" van Suriname, zou wel op geraffineerde wijze mei ons afrekenen! Immers, bet zijn géén democraten, dus moeten zij verdoemd worden! Zo moest de Nederlandse vlag de kwade lading van de „Paladijnen der tolerantie" dekken. Onder de oude vrijheidsvlag werd een kruistocht tegen die mannen, die geloofden dat het pseudo-democratisch staatkundig stelsel of dat wal althans in die dagen pretendeerde hèt democratisch stelsel te zijn niet het laatste woord in de ontwikkeling van het staatkundig denken was. Deze mensen geloofden dat andere stelsel, ja, een nieuwe orde mogelijk zoude zijn, waar bij veel van het onrecht en de chaos der heersende democratie uitgesloten zoude kunnen worden. Dat was dus hun geloof in Staatkundige zin...... daarom moesten zij, op de meest wrede wijze vervolgd en verdoemd worden.
 
 

Terug naar de inhoud